Vooroordelen: iedereen heeft ze. We kunnen mensen onrechtvaardig behandelen zonder het te willen en zelfs zonder het op te merken, schrijft filosoof Lieke Asma in haar boek 'Blinde vlekken'. Haar oproep: keer de blik naar buiten en niet naar binnen.

"Je weet vaak niet waar je op reageert. Heb je nou wel de relevante informatie gebruikt voor je oordeel?"

Lieke Asma (1984) promoveerde in 2018 aan de Vrije Universiteit Amsterdam op een proefschrift over vrije wil en is nu werkzaam aan de Munich School of Philosophy, waar ze met name onderzoek doet naar impliciete vooroordelen. Ze verkent in haar werken vragen als: hoe kan het dat ons zelfbeeld zo afwijkt van ons gedrag? En hoe gaan we daar iets aan doen? Calvin van Laaren en Charisa Chotoe gaan daarover met haar in gesprek.

lezen

Wat zijn vooroordelen? En specifiek impliciete vooroordelen?

“Bij vooroordelen leg je verbindingen tussen bepaalde eigenschappen. Als mensen generaliseren en categoriseren we constant. Daar zijn we ons niet altijd van bewust.

Soms is die generalisatie nuttig. Wanneer een oud persoon de tram instapt, dan is het goed om te overwegen om op te staan en een plek vrij te maken, omdat die persoon mogelijk slechter ter been is.

Maar je kan bijvoorbeeld ook een vrouw zien en aannemen dat ze borsten heeft. Dat kan oneerlijk zijn. Soms ga je voorbij aan het feit dat er binnen het vrouw-zijn ongelooflijk veel verschillende vrouwen bestaan met verschillende eigenschappen.

Bij impliciete vooroordelen gaat het over die oneerlijkheid. Je koppelt ten onrechte de ene eigenschap aan de ander. Je gebruikt informatie over gender, huidskleur, etniciteit of een handicap om conclusies over iemand te trekken. We behandelen op die manier andere mensen oneerlijk, zonder dat we dat in de gaten hebben.

Dat komt omdat je niet altijd weet waar je nu op reageert. Heb je nou wel de relevante informatie gebruikt voor je oordeel? Of heb je toch andere eigenschappen meegenomen? Je wil informatie gebruiken die relevant is en die mensen niet uitsluit. Maar dat doen we vaker dan we denken.”

Hoe zijn ze anders dan expliciete vooroordelen?

“Bij een expliciet vooroordeel denkt iemand dat die generalisatie ook klopt of terecht is. Dat is echt een overtuiging.”

Wat voor onderzoeken laten goed zien hoe we met impliciete vooroordelen omgaan in het dagelijks leven?

“In mijn boek haal ik meermaals de studie naar Michael en Michelle aan. In dat onderzoek moeten de deelnemers de beste kandidaat selecteren voor de functie van politiechef, waarbij ze vooraf informatie krijgen over de kwaliteiten. Voor de ene groep is Michael goed opgeleid, maar heeft hij weinig straatervaring. Michelle heeft een minder geschikte opleiding, maar heeft wel veel ervaring op straat. Maar voor de andere groep is het andersom. Als je nu denkt: ik wil een eerlijke, rechtvaardige beslissing nemen, dan zou je dus kiezen op basis van wat jij denkt dat de belangrijkste eigenschap is voor politiechefs, namelijk straatervaring of opleiding. Maar het blijkt dat in beide groepen mensen het vaakst de man kiezen, Michael. Dat onderzoek laat goed zien hoe er irrelevante informatie wordt gebruikt, namelijk het gender van de kandidaat.

Het probleem is dat je beide argumenten kan rechtvaardigen. Je kan als werkgever achteraf zeggen: 'Ja, maar ik vond die ervaring op straat toch belangrijker dan de opleiding.’ Het lijkt alsof je een rechtvaardige keuze hebt genomen, maar dat is niet zo. Je krijgt daar dan ook geen feedback op, dus je kan makkelijk blind blijven voor het feit dat je informatie hebt gebruikt die je eigenlijk niet wil gebruiken.”

Dat leg je ook uit aan de hand van dat ijsbergmodel.

“Dat is een model dat ervan uitgaat dat je een bewust en onbewust beslissingsproces hebt: soms beslis je automatisch, soms denk je heel bewust na over wat je doet. Ik ben er kritisch op hoe dat model tot dusver is gebruikt in de psychologie en filosofie.

Het is onmisbaar om sommige handelingen automatisch te doen, zoals fietsen naar je werk. Ook al doe je dat op de automatische piloot, je weet wel dat je naar je werk aan het fietsen bent. Het probleem met het ijsbergmodel is dat het het onbewuste op de verkeerde plek zoekt. Het model impliceert dat het onbewuste in je hoofd rondzweeft. Maar het onbewuste zit in de relatie met de wereld en hoe jij je daarin beweegt.

Het idee is dat iemand dus onbewust discrimineert, veroorzaakt door iets in diens ijsberg. Maar de context doet ertoe. Denk maar terug aan het voorbeeld van Michael en Michelle. Door de context, dat beide keuzes gerechtvaardigd kunnen worden, kan de onrechtvaardige keuze onzichtbaar blijven. Die benadering roept andere vragen op over impliciete vooroordelen. We zouden in de toekomst beslissingssituaties zo moeten organiseren dat je geen irrelevante informatie meeneemt, zoals je in de studie van Michael en Michelle wel gebeurt.”

Eerder onderzoek focuste zich te veel op de psyche. Wat gaat daar mis?

“Vaak wordt de bekende test van Harvard aangehaald, de Implicit Association Test (IAT), als het over impliciete vooroordelen gaat. De test evalueert de snelheid waarmee deelnemers verschillende concepten, zoals zwart-wit en man-vrouw koppelen aan positieve of negatieve woorden, wat inzicht geeft in hun onbewuste vooroordelen.

Maar wat betekent de uitslag van zo’n test precies? Bij veel mensen komt eruit dat ze een associatie hebben tussen zwarte gezichten en negatieve woorden. Maar dat betekent niet meteen dat deze proefpersonen slecht over deze groep denken. Het zou ook kunnen dat we zwarte gezichten, vooral in de VS waar deze test is ontworpen, met onderdrukking associëren. Bovendien voorspelt de test daadwerkelijk discriminerend gedrag onvoldoende, en laat het niet zien hoe moeilijk het is om met impliciete vooroordelen om te gaan in het dagelijks leven. Die irrelevante informatie gebruiken we vaak nog steeds.”

Hoe zorg je ervoor dat je die irrelevante informatie niet gebruikt?

“Je moet je criteria duidelijk maken. Dus in het geval van sollicitaties kan dat vaak. In het onderzoek naar Michael en Michelle is een vervolgstudie gedaan. Daarbij vroegen de onderzoekers van tevoren wat deelnemers het belangrijkste vinden: straatervaring of opleidingsniveau. Dan gaat het natuurlijk niet meer fout.

Maar goed, dat is niet voor iedere situatie te realiseren. Ik kijk zelf wel eens filosofie papers na. Dan is het vrij onmogelijk om daar zulke specifieke criteria voor op te stellen.

Als bedrijf kan je soms ook andere stappen ondernemen. Een goed voorbeeld is wat er bij orkesten de afgelopen decennia is gebeurd. Zij gebruiken steeds vaker schermen tijdens audities. Het Boston Symphony Orchestra begon met deze strategie een halve eeuw geleden en dat werd door vele orkesten overgenomen. En met effect: waar orkesten voorheen met name uit mannen bestonden, nam de kans dat vrouwen door mochten na een auditie met vijftig procent toe. Orkesten bestaan inmiddels voor gemiddeld veertig procent uit vrouwen.”

Die impliciete vooroordelen gaan verder dan de sollicitatieprocedure. Hoe gaan we hier verder mee om?

“Impliciete vooroordelen zijn booming business geworden. Grote bedrijven krijgen allerlei trainingen en cursussen. Op de lange termijn heeft dat nauwelijks effect, blijkt uit onderzoek. Iets dat wel wat effect heeft zijn verschillende ervaringen met mensen uit allerlei sociale groepen, die stereotypen onderuit kunnen halen, counterstereotype noem je dat. Daar valt veel meer te halen. Je ziet alleen dan dat er net zoveel variatie is als binnen jouw eigen sociale groep.”

Wat kan je zelf al doen? Hoe pak je dat dan aan om die impliciete vooroordelen te onderzoeken bij jezelf?

“Merk op hoe jij reageert. Het heeft geen zin om in je leunstoel te zitten en daarover na te denken. Je moet aan het werk. Zelf merkte ik enkele jaren geleden, in het zuidwesten van de VS, dat ik me onveilig voelde in de buurt van mannen met een Latijns-Amerikaans uiterlijk. Ik kwam erachter dat ik deze mannen alleen kende uit tv-series zoals Breaking Bad en Better Call Saul, waar ze vaak als gewelddadige drugsdealers worden neergezet.

Maar naarmate ik meer vriendelijke, niet-bedreigende Latijns-Amerikaanse mannen ontmoette, verdween dat gevoel snel. Mijn recente ervaringen veranderden mijn automatische reactie. Dat denkproces en die actieve twijfel zou ik, en iedereen, vaker moeten hebben.”

Interviews elke twee weken bezorgd in je inbox?
abonneer je op onze nieuwsbrief