In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer schrijver en journalist Pete Wu over pijnlijke stereotypes over Chinese Nederlanders.


Ik weet nog dat ik een keer op een schoolfeest stond. Ik was 14 en ik was – zoals elke tiener – een beetje ongemakkelijk aan het dansen. Op het feest was ook een andere Chinese jongen. Als ik er nu aan terugdenk, besef ik dat ik hem op dat moment compleet aan het negeren was.

Toen ik opgroeide, wilde ik er net als iedereen graag bij horen. Daarom nam ik de bapao's van mijn Chinese moeder niet mee naar school, omdat dat zou benadrukken dat ik anders was, en mensen misschien zouden zeggen dat ze stinken. Ik was er erg trots op als mensen zeiden; 'Ja, maar ik zie jou niet als een Chinees.' Of: 'Jij bent niet zoals die Chinezen.' Ik voelde me dan ineens ook een uitzondering. Dat had er ook mee te maken dat ik nooit Chinese gezichten zag in de Nederlandse media. En als ik ze wel zag, waren dat vaak negatieve stereotypen.

Ik moet denken aan het karakter Ping Ping in de sketch-show De Dino Show. Hij was een soort allegaartje van Oost-Aziatische stereotypen: hij was luidruchtig, sprak niet goed Nederlands, en hij dacht de hele tijd aan zakendoen. Ik moet ook denken aan Meneer Cheung in Ik Hou van Holland, die werd behandeld als een soort van hofnar. Hij moest elke aflevering ter entertainment van het publiek opkomen om een Nederlandstalig liedje te zingen, terwijl hij eigenlijk niet eens echt Nederlands kon. Hij was een soort van lachertje op televisie.

Dat soort stereotypen zorgden ervoor dat ik zelf ook negatieve gedachten had over andere Chinese Nederlanders. Als ik een Chinese man op straat zag dacht ik: 'Oh, die kan vast geen Nederlands.' Of: 'Die is vast goed in wiskunde.' Als ik een Chinese vrouw op straat zag dacht ik: 'Oh, ja, een onderdanige geisha-type.' Of: 'een hele strenge moeder'. Als je erover nadenkt, is dat eigenlijk heel gek. Want ik zie er zelf ook zo uit: als een Chinees. En toch heb ik dat soort gedachten gehad over wat een Chinees kan zijn. Dat heeft natuurlijk best veel effect op jezelf. Ik wilde heel graag niet mezelf zijn. Ik schaamde me voor mijn Chinees-zijn. En het zorgde er ook voor dat ik op dat schoolfeest niet met die Chinese jongen wilde praten.

Fast forward, naar 15 jaar later. Toen was ik al 30 en kwam ik ook nog eens uit de kast bij mijn ouders. Want dat komt er ook nog eens bij, ik ben homo. Dat is een ander verhaal, maar een half jaar na mijn coming-out, nam mijn moeder mij mee naar China, naar de bruiloft van een nicht. Daar probeerde ze mij alsnog te koppelen aan een Chinese vrouw. Deze ongemakkelijke, maar ook best mooie momenten met mijn moeder legde ik vast in een artikel voor het Volkskrant Magazine. Daar kwamen honderden reacties op, van Nederlanders van allerlei verschillende afkomsten, waaronder van Chinese afkomst. En die verbaasden mij, gek genoeg, het meest. Want het waren reacties die zeiden: 'Wij komen misschien niet uit Brabant en zijn misschien geen homo, maar wij begrijpen jou en je moeder. Wij begrijpen hoe zij denkt. En wij begrijpen ook waarom jij zo reageert.'

Ik wist het al wel, maar toch verbaasde het me dat de stereotype gedachten die ik zelf had over andere Chinese Nederlanders, helemaal niet klopten. En dus schreef ik een boek. Dat werd een persoonlijke zoektocht langs veertig totaal verschillende Chinese Nederlanders door het hele land. Die sprak ik dan bijvoorbeeld over hoe het is om te daten als Chinese Nederlander, over onze ouders, of over hoe het is om in Nederland op te groeien als je er Aziatisch uitziet. De lange gesprekken met deze veertig Chinese Nederlanders genazen me als het ware van mijn eigen gedachten dat ik een uitzondering was. Ik ben helemaal geen uitzondering. Ik ben gewoon wat een Chinese Nederlander kan zijn.

Mijn boek De Bananengeneratie kwam vorig jaar oktober uit, en opnieuw volgden talloze reacties. Deze zijn in te delen in twee soorten. De eerste soort reactie klinkt zo: 'Beste Wu, Zeur niet zo. Neem een voorbeeld aan je ouders en grootouders. Dat waren ook geen zenders en ze speelden ook geen slachtoffers. Het is gewoon waar dat Chinezen de 'r' niet kunnen uitspreken en nog steeds 'sambal bij' zeggen, en wat dan nog? Niet zeuren.' Deze reactie kreeg ik een week nadat het boek uitkwam, en laat zien dat er niet genoeg representatie is van Chinese Nederlanders in de Nederlandse media. Deze mailer gooide alle Chinezen op één hoop: Chinezen in China, Chinese migranten zoals mijn ouders maar ook de Chinese Nederlanders zoals ik, die geboren zijn in Nederland. Dat is voor hem één grote brij geworden. Ook denkt deze man nog steeds in clichés. Dus: de 'r' niet kunnen uitspreken, of dat wij allemaal nog steeds in de horeca werken, terwijl 85 procent van mijn generatie dat al niet meer doet. Dat geeft eigenlijk ook weer aan dat onze representatie in de media nog te vaak gebaseerd is op cliché's.

Maar gelukkig was er ook nog een ander soort reactie. 'Dag, Pete Wu. Je hebt precies mijn leven verteld. Volledig geraakt tot in het diepste van mijn zijn. Zoveel losgemaakt en vooral gevalideerd omdat ik dat altijd dacht, maar niet luidop. Dank u om dit te schrijven.' Deze reactie laat ook zien dat wij als Chinese Nederlanders in feite niet bestaan in de Nederlandse media, omdat we niet zichtbaar zijn. En als dat wel gebeurt, dan raakt dat mensen, en komt het hard binnen.

Deze twee soorten reacties geven aan dat er nog veel werk aan de winkel is. We moeten de regie in eigen handen nemen. Dat betekent ook dat we onze eigen verhalen moeten kunnen vertellen, dat we controle hebben over het vertellen over onze eigen identiteit, over onze eigen geschiedenis. Onze eigen familie, interesses, hobby's, politieke voorkeur en alle andere dingen die niet zichtbaar zijn in de media. Daarvoor moeten wij als Chinese Nederlanders echt een kantelpunt tot stand brengen. We moeten de regie in eigen handen nemen, en de media bestormen. We moeten naar de talkshows, we moeten de politiek in, het onderwijs, de kunsten, de sporten, en reclames. Eigenlijk alles.

En daarom vertel ik dit. Om te laten zien dat de stereotypen van de Chinese Nederlander niet het hele verhaal vertellen. Ik wil graag dat jonge Chinese Nederlanders denken: 'Oh, ja, dat kan ook. Ik kan en mag dit ook.' Dat ze dan zichzelf willen zijn, zich niet hoeven te schamen voor Chinees zijn, of Nederlands zijn, of allebei zijn. Dat zij, als ze bijvoorbeeld op een schoolfeest staan en ongemakkelijk aan het dansen zijn, dat ze dan ook die andere Chinees op dat feest kunnen aankijken en gewoon kunnen zeggen: 'Hallo.'