De onrust onder dat deel van de bevolking is niet zomaar ontstaan. Een grote groep profiteert niet mee van de mondialisering en voelt zich niet gewaardeerd door de samenleving. Zo vertegenwoordigen anti-establishment partijen een groeiende groep van het kiezerselectoraat. In de peilingen vertegenwoordigen de PVV en FVD momenteel 23 zetels. Waarom wint (rechts)populistische retoriek aan gehoor? En zit er misschien een kern van waarheid in die onvrede? De groeiende onrust kent tenminste vier oorzaken.
Er valt komende week écht wat te kiezen, stelt het Centraal Planbureau. Mooi, want er staat veel op het spel. Veertig jaar van marktgedreven mondialisering heeft ertoe geleid dat de ongelijkheid toeneemt, de democratie wankelt en veel mensen groot wantrouwen koesteren tegen politiek Den Haag.
Deze toename is niet zomaar ontstaan, maar is mede het gevolg van bewuste keuzes in het belastingbeleid. Om kapitaal en hoogopgeleid personeel aan te trekken, hebben regeringen de neiging gehad de vennootschapsbelasting en heffingen op kapitaal te verlagen. Zo is te zien dat in de OESO-landen het gemiddelde tarief van de vennootschapsbelasting tussen 1980 en 2018 halveerden van 45 naar 23,9 procent. Het gevolg van deze belastingverlagingen was dat de eigen middelen van regeringen afnamen. Dit stelt hen vanzelf voor een gevaarlijk dilemma: snijden in overheidsuitgaven (en daarmee in de verzorgingsstaat) of de middenklasse zwaarder belasten.
In Nederland zien we deze trend ook. De vennootschapsbelasting is sinds 1980 afgebouwd van 48 naar 25 procent, zo blijkt uit Kamerstukken. In 2018 probeerde Rutte III de dividendbelasting (belasting op winst) zelfs geheel af te schaffen ten einde het hoofdkantoor van Unilever naar Nederland te krijgen. Sommige bedrijven, zoals Shell en Google, blijken geen belasting af te dragen over hun winst. Internationaal bezien heeft Nederland een van de laagste belastingdrukken op kapitaalinkomen van alle EU-landen. Sterker nog, recente studies van OESO en de Utrechtse onderzoekers Simon Toussaint en Bas van Bavel wijzen uit dat Nederland behoort tot de landen met de meest ongelijke vermogensverhoudingen in de wereld.
Het steeds verder afbouwen van belasting op kapitaal en het mogelijk maken van belastingontwijking voor de rijken, maakt dat de rijkste 1 procent eenderde van al het private vermogen bezit en de rijkste 10 procent 66 procent van het totale vermogen. En dat terwijl er ongeveer een miljoen mensen in armoede leven. Het zwaarder belasten van de middenklasse, terwijl de rijken rijker worden, is een van de oorzaken van de onvrede.
Uitholling van democratie
De economische drijfveren vormen maar een deel van de verklaring van de populistische onrust. Een tweede verklaring kan worden gevonden in de uitholling van de democratie. Sinds diezelfde jaren 80 zijn meer en meer internationale instituties opgericht, zoals het WTO, IMF, de Wereldbank en de ECB. Ze zijn de wereld in geroepen teneinde stabiliteit op de wereldmarkt te brengen, door bepaalde onderwerpen (deels) buiten de grillen van de politiek te houden. Dat is handig wanneer het gaat over complexe opgaven, zoals klimaat- of immigratiebeleid. Maar die internationalisering heeft ook negatieve effecten, waarschuwt politicoloog David Djaïz in zijn boek Slow Democracy.
Djaïz beschrijft dat de afgelopen veertig jaar hebben aangetoond dat internationale handelsverdragen met name ten goede komen aan een kleine elite. Het mondialiseringsproject stelt deregulering en economische belangen centraal, terwijl een groot deel van de bevolking er niet van profiteert en er ook niet over mee kan beslissen. Dit is een tweede drijfveer voor populistisch ressentiment.
Kloof tussen burger en politiek
Ten derde is er de grote afstand tussen volksvertegenwoordiging en volk. Michael Sandel onderbouwt in zijn vorig jaar verschenen boek Tiranny of Merit waarom dit zorgelijk is. En wel om twee redenen. Namelijk vanwege de technocratische bestuurswijze en vanwege de meritocratische ideologie. Dat behoeft enige toelichting.
In veel landen, waaronder Nederland, heerst een sterk technocratische manier van besturen. Experts leiden de samenleving zo efficiënt mogelijk door allerlei maatschappelijke opgaven heen. Er valt veel te zeggen voor experts en bijkomende efficiëntie, maar er is ook een keerzijde. Namelijk dat het maatschappelijk debat ontdaan wordt van ethische en ideologische vragen. Sandel waarschuwt hoe op die manier de democratische discussie ingeperkt wordt, met een uitholling van het maatschappelijk debat tot gevolg en een groeiend gevoel van machteloosheid bij een deel van de bevolking. Het besluitvormingsproces ligt immers in handen van elites. Burgers worden beroofd van macht en invloed.
Naast de technocratische wijze van besturen is volgens Sandel ook het meritocratisch ideaal verantwoordelijk voor de afstand tussen volksvertegenwoordiging en volk. In een ideale meritocratische samenleving wordt ieders positie in de samenleving bepaald door haar of zijn verdiensten (merites), ongeacht je achtergrond, sekse, huwelijk of traditie. Een sterk maakbaarheidsideaal. Sandel waarschuwt voor de keerzijde: wanneer je minder succesvol bent, zou je dit óók aan jezelf te danken hebben.
Het marktgerichte overheidsbeleid van de afgelopen veertig jaar wordt gekenmerkt door dit geloof in de eigen verdienste. Centraal in dit beleid staat onderwijs. Onderwijs als manier om succes te bereiken. Door een sterke nadruk te leggen op het behalen van de juiste diploma's, ontstaat een situatie van winnaars en verliezers. De winnaars zijn zij die de juiste diploma's weten te bemachtigen. De verliezers zijn zij die er in een vroegere fase achter komen dat ze niet goed genoeg zijn, en het besef afgewezen te worden. Met een gevoel van vernedering tot gevolg. En vernedering is een krachtig en gevaarlijk ingrediënt voor het populistisch protest.
Waardering van arbeid
Dat brengt ons tot de vierde oorzaak van het populistisch ressentiment. De afname van de waardering van arbeid. Ook hier waarschuwt Sandel voor de gevolgen wanneer we er niet serieus naar luisteren. Hij meent dat we arbeid niet slechts moeten zien als economische activiteit, maar als een manier waarop men bijdraagt aan het algemeen welzijn, en waarvoor men erkenning krijgt. Waardering voor arbeid wordt vaak gekoppeld aan de hoogte van het vereiste opleidingsniveau en lang niet altijd met toegevoegde waarde voor de samenleving.
Denk bijvoorbeeld aan het verschil in waardering van de bankier of de vuilnisman. Ze voegen beiden op een hele andere manier waarde toe aan de samenleving, maar krijgen daar verschillende waardering voor. Een ander voorbeeld is de ongelukkige uitspraak van Jaap van Dissel over het opleidingsniveau van zorgmedewerkers in relatie tot het aantal coronabesmettingen in zorgtehuizen. Van Dissel leek hier de oplopende coronagevallen te verklaren door het opleidingsniveau van het zorgpersoneel. Dat deed het zorgpersoneel pijn. Was er dan geen waardering voor het belangrijke en harde werk dat zij leverden?
De hoge waarde die wordt toegekend aan opleidingsniveau en het gebrek aan waardering voor meer praktische arbeid, leiden tot een samenleving van winnaars en verliezers, hoogmoed en vernedering, en dat is een vierde belangrijke bijdrage aan het populistisch ressentiment.
Lessen trekken
Er zijn lessen te trekken uit de maatschappelijke onvrede en de populistische onvrede van de afgelopen decennia. We doen er verstandig aan te luisteren en na te denken over manieren die betere voorwaarden scheppen voor het leiden van een waardig leven, ongeacht je achtergrond, omgeving of talenten. We moeten op zoek naar samenwerkingsvormen waarbij de afstand tussen volk en volksvertegenwoordiging verkleind wordt.
Tussen 15 en 17 maart kunnen we onze stem uitbrengen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. Een moment om een nieuwe richting te kiezen. En dat is belangrijk. Want tien jaar neoliberaal Ruttebeleid heeft er mede toe geleid dat inmiddels één op de drie werkende Nederlanders een onzekere baan heeft, dat 100.000 zorgbanen zijn kapotgemaakt en zorgkosten gestegen, de studiebeurs is afgeschaft, het aantal daklozen verdubbeld, loongroei gestagneerd en de vermogensongelijkheid alleen maar verder toegenomen. Het is niet gek dat er zoveel wantrouwen ontstaat naar een heersende elite.
Maar populistische politici zijn niet de enige die een uitweg bieden. Over de gehele breedte van het politieke spectrum zie je een verschuiving 'naar links'. Bij het maken van een keuze is het van belang te kijken naar partijen die een uitweg bieden uit het failliete neoliberale marktdenken, en de mens in plaats van de markt centraal stellen.
[banner id="13"]
Als er iets is wat de anti-establishment groepen ons de afgelopen jaren duidelijk hebben gemaakt, is dat een toenemende afstand tussen volk en volksvertegenwoordiging de onrust alleen maar zal vergroten. Technocratisch besturen is niet meer van deze tijd. In oktober vorig jaar werd door een grote coalitie van politieke partijen aan de rechter- en linkerkant van het spectrum een motie aangenomen voor een onderzoek naar een burgerberaad voor de klimaatkwestie. Het is een voorbeeld van een voorzichtige stap naar een betere verbinding met de inwoners van Nederland, maar er moet nog veel gebeuren.
Het is nodig om de mens achter de populist te zien. Misschien moeten we het niet over de populist hebben, maar meer de mens centraal stellen. Laten we hier bij stilstaan als we naar de stembus gaan.