In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer schrijver David Djaïz over globalisering.


Vanaf 1989 tot vrij onlangs werd globalisering gezien als de enige horizon voor de mensheid. Er waren twee grote ontwikkelingen: ten eerste de bloei van het internet. Er zijn tegenwoordig 2,7 miljard mensen die Facebook gebruiken − dat is een derde van de mensheid. Nieuwe technologieën kunnen ons met elke plek op aarde verbinden.

De andere grote ontwikkeling was het idee dat het iets is wat waarde creëert: de ontwikkeling van handel. Globalisering was de enige toekomst voor de mensheid, maar onlangs kwam daar verandering in. In de afgelopen twee decennia creëerden internet en internationale handel wereldwijde waardeketens, wat betekent dat bedrijven op wereldwijde schaal opereren.

Neem bijvoorbeeld Apple. Het hoofdkantoor is in Cupertino, in het hart van Silicon Valley. Daar werken hooggekwalificeerde technici en managers. Maar de Foxconn-fabrieken waar iPhones en iPads geproduceerd worden, staan in China. De belangrijkste onderdelen worden door onderaannemers gemaakt, in landen als Zuid-Korea en Japan. De zeldzame metalen waarmee schermen en geheugenkaarten gemaakt worden, komen uit Afrika. De producten worden wereldwijd gedistribueerd via havens en andere transport-infrastructuur.

We zien dat wereldwijde waardeketens losstaan van nationale staten. In de afgelopen twee decennia werd dit gezien als een onomkeerbaar en positief proces. Onomkeerbaar omdat dit het 'einde van de geschiedenis' betekende, zoals Francis Fukuyama in 1992 betoogde in zijn boek The End of History. Het was positief omdat iedereen dacht dat het kapitalisme overal ter wereld liberale democratie zou brengen.

We hebben hele stromen kapitaal, geld, goederen en diensten vrijgemaakt, maar weinig gedaan voor openbare diensten en internationale samenwerking.

Aanvankelijk leek dat ook zo te zijn. De ongelijkheid tussen landen nam af, en honderden miljoenen Chinese, Indiase en Indonesische arbeiders betraden de wereldwijde arbeidsmarkt. Ze kwamen daardoor in een wereldwijde middenklasse. Tegelijkertijd verspreidde de liberale democratie zich over de wereld. In 1985 waren er nog geen 45 democratieën, volgens The Economist. In 2000 waren er meer dan 140.

Iedereen dacht dat dat tot een wereldbestuur zou leiden en dat natiestaten en hun instellingen over hun houdbaarheidsdatum waren. Ze waren ouderwets en moesten afgeschaft worden. Dat gebeurde natuurlijk niet. Maar wat gebeurde er wel?

In de eerste twee decennia van de 21ste eeuw hebben drie grote crises ernstige twijfel gezaaid over het narratief van de globalisering. Allereerst de aanslagen van 11 september. Door die aanslagen werd het duidelijk dat de westerse, kapitalistische en democratische samenleving vijanden had. Die vijanden vormden een kleine minderheid, maar ze waren vastbesloten en ze geloofden niet dat globalisering tot wereldwijde vrede zou leiden.

De tweede crisis was de economische en financiële crisis van 2008. Het begon heel lokaal, op de Amerikaanse huizenmarkt. Het ging om risicovolle leningen die wereldwijd op de balansen van banken en verzekeraars waren beland. Dat ze zo wereldwijd verdeeld waren, vanwege de financialisering van de economie en de onderlinge afhankelijkheid van landen, veroorzaakte de diepste wereldwijde crisis sinds de grote crisis van 1929.

We zitten nog midden in de derde crisis: de coronacrisis. Ook in dit geval ontstond de crisis heel lokaal, in de Chinese industriestad Wuhan. Maar in korte tijd verspreidde het virus zich wereldwijd, door het vliegverkeer. Het veroorzaakte een enorme economische crisis, want veel westerse industrieën hadden Chinese onderaannemers. Toen China tot een algemene lockdown van de provincie Wuhan besloot, werden de productieketens hard geraakt. 75 procent van de Amerikaanse producenten besefte dat ze minstens één onderaannemer uit China in hun productieketen hadden.

David Djaïz in Brainwash Talks

De lockdown veroorzaakte een ernstige crisis, omdat mensen niet in staat waren om te consumeren. De komende jaren zal er mogelijk sprake zijn van grote onrust. We zien al een groei van nationale populistische partijen. De gemiddelde aanhang van die partijen in Europa was in 2000 nog maar 5%. In 2018, nog geen 20 jaar later, was dat gemiddeld meer dan 20%. Hoe zal de coronacrisis dit beïnvloeden? Dat weten we nog niet. We weten wel dat nationalisme aantrekkingskracht heeft. En dat er een nieuwe koude oorlog tussen China en de Verenigde Staten kan ontstaan.

De globalisering vertoont misschien barsten, maar de-globalisering of agressief nationalisme zijn niet de oplossing. In plaats daarvan moeten we zorgen voor een nieuwe globaliseringsagenda met een volledig andere structuur. Laat ik in grote lijnen zeggen hoe die eruit moet zien.

De beroemde Turks-Amerikaanse econoom Dani Rodrik, van de Harvard Business School, heeft veel over globalisering geschreven. Wat hij zegt, is eenvoudig. We hebben hele stromen kapitaal, geld, goederen en diensten vrijgemaakt, maar weinig gedaan voor openbare diensten en internationale samenwerking. Dus voor een nieuwe globaliseringsstructuur is meer internationale samenwerking nodig.

Meer samenwerking in het zoeken naar een vaccin en voor medisch onderzoek. Meer samenwerking in de strijd tegen klimaatverandering en tegen verlies aan biodiversiteit. Meer internationale samenwerking tegen belastingparadijzen. Neem bijvoorbeeld het klimaatakkoord van Parijs van 2015. Alle staatshoofden waren blij met de ondertekening van dat akkoord. Maar als je nu kijkt wie zich aan de doelen voor CO2-uitstoot houdt, zijn dat nog geen twintig landen. We moeten ons richten op internationale samenwerking.

[banner id="4"]

Sommige zaken moeten daarentegen juist op nationaal niveau geregeld worden. In de jaren 90 had je de Washington-consensus: alle landen moesten meedoen aan het vrijmaken van kapitaal en vrijhandel. De oprichting van de WTO was een hoogtepunt op dit gebied. Maar soms had die vrijhandelspolitiek vreselijke gevolgen. Neem bijvoorbeeld de Argentijnse crisis in de jaren 90. Of de valutacrisis in Zuidoost-Azië.

Wat we moeten doen, is zorgen dat nationale staten meer ruimte krijgen voor sociaal-economisch beleid met betrekking tot het binnenlandse sociale contract. Vrijmaking van kapitaal, vrijhandel en vrije markten zijn niet de enige wenselijke sociale doelen. Sociale cohesie is dat ook, net als de strijd tegen ongelijkheid en klimaatverandering en volledige werkgelegenheid. Die doelen moeten we in evenwicht brengen.

Als ik kort moet samenvatten wat voor globalisering we zouden moeten nastreven, is dat heel eenvoudig: we hebben nieuwe internationale en wereldwijde organisaties nodig, waarin we volledig samenwerken voor de wereldwijde publieke zaak. Het vaccin is een goed voorbeeld: landen en bedrijven concurreren nu met elkaar om als eerste een vaccin te ontwikkelen, terwijl we zouden moeten samenwerken.

Anderzijds moeten we democratieën meer ruimte geven. Want de democratie functioneert vooral lokaal en nationaal. Verschillende landen kunnen voorkeuren hebben die we moeten respecteren. De WTO en handelsverdragen hebben soms vreselijke gevolgen gehad voor plaatselijke werkgelegenheid en regionale ongelijkheid. Daar moeten we rekening mee houden. Daarom roep ik op tot een nieuwe globaliseringsstructuur. Hopelijk draagt de coronacrisis ertoe bij dat iedereen ervan overtuigd raakt dat we die hard nodig hebben.