In deze inleiding ga ik wat cijfers en tabellen laten zien uit mijn nieuwe boek Kapitaal en ideologie. Ik begin met een grafiek, die ik 'het falen van de Franse Revolutie' noem, omdat in de negentiende eeuw sprake is van groeiende ongelijkheid in een land als Frankrijk. Hetzelfde zie je in alle andere Europese landen. Pas in de twintigste eeuw zie je die ongelijkheid afnemen. Kijk je naar bezit in breedste zin, dus geld, onroerend goed, landbezit en andere bezittingen, dan zie je dat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog bijna 70 procent van al het bezit in handen was van 1 procent van de bevolking. Na de twee wereldoorlogen zie je een scherpe daling.
Het idee dat je mensen nodig hebt met een vermogen van 50 of 100 miljard omdat het anders niet werkt, is idioot. Niet enorme vermogens, maar onderwijs is de ware bron van economische welvaart. Dat stelt de Franse econoom Thomas Piketty in Brainwash Special van Human en Brainwash Festival.
In de negentiende eeuw was er weinig gedaan aan de concentratie van rijkdom. Privébezit werd min of meer heilig verklaard, en het idee van herverdeling en progressieve belastingen was taboe. In de twintigste eeuw werd de ongelijkheid op allerlei manieren verkleind. Er kwamen tal van maatregelen op het gebied van sociale zekerheid, arbeidswetgeving en onderwijs. Een gelijkwaardiger onderwijssysteem zorgde in de twintigste eeuw voor verkleining van de ongelijkheid en voor meer welvaart.
Ook progressieve belastingheffing was belangrijk. In de grafiek hieronder zie je het belastingtarief voor de hoogste inkomens. Je ziet dat progressieve belastingheffing voor de Eerste Wereldoorlog heel beperkt was. Kijk eens naar Frankrijk, de paarse lijn. Frankrijk presenteert zich graag als groot voorvechter van gelijkheid. Toch kwam Frankrijk pas als laatste met een inkomstenbelasting. Dat was in de zomer van 1914. Het geld was niet bedoeld voor onderwijs, maar voor de oorlog tegen Duitsland.
Uiteindelijk zie je de belastingtarieven enorm stijgen. De Verenigde Staten komen met een heel hoog toptarief van 70 tot 80 procent in de jaren 20 en ook weer in de jaren 30 onder Roosevelt. Kijk je in de VS naar het gemiddelde tarief tussen 1932 en 1980, dan kom je uit op 81 procent belasting op de hoogste inkomens. Het is de economie in de VS niet fataal geworden, anders hadden we het gemerkt.
Het is zelfs zo dat de economie in deze periode beter presteerde dan na 1980, 1990. In de jaren na 1980 bracht Reagan het toptarief spectaculair omlaag naar zo'n 30, 35 procent. Maar het bruto nationaal product halveerde. Kijk je naar het inkomen per volwassene tussen 1990 en 2020, dan stijgt dat maar 1,1 procent per jaar. Tussen 1950 en 1990 was dat 2,2 procent per jaar.
Ik weet dat veel mensen hier nog niet klaar voor zijn en helemaal op tilt slaan als je het hebt over een toptarief van 80 of 90 procent, maar dit is wel onderdeel van onze geschiedenis. In mijn boek kom ik met historische data om dit soort maatregelen opnieuw tegen het licht te houden. Je hoeft het niet meteen met me eens te zijn, maar kijk naar de data en vorm je daar een mening over. Ga de discussie aan op basis van de feiten, en niet op basis van ideologische argumenten die geen historisch fundament hebben.
Als we naar ons eigen tijdperk kijken, dan zie je in de volgende grafiek hoe toegankelijk hoger onderwijs in de VS is. Het inkomen van de ouders wordt afgezet tegen de kans om te kunnen studeren. Je ziet dat het bijna een rechte lijn is: een diagonaal die van 0 naar 100 procent loopt. Niet helemaal, want zijn je ouders arm, dan heb je nog 25 procent kans om te kunnen studeren. En als je ouders heel rijk zijn is je kans niet 100, maar 95 procent. Dus het gaat niet van 0 naar 100, maar je ziet wel de grote ongelijkheid bij de toegang tot hoger onderwijs.
Je ziet ook de enorme hypocrisie. Want iedereen heeft de mond vol van gelijke kansen, maar de cijfers laten een totaal ander beeld zien. Het is zelfs nog erger, want de mensen met de hoogste inkomens gaan naar andere universiteiten dan de mensen onderaan. Je moet kijken naar hoeveel er in onderwijs wordt geïnvesteerd. In de VS zijn de collegegelden heel hoog. Maar zelfs in een systeem van openbaar onderwijs zoals in Frankrijk zie je dat het meeste onderwijsgeld naar de rijkste 10 procent gaat. Per hoofd is dat 250.000 tot 300.000 euro over het hele onderwijstraject. Dus lagere school, middelbare school en universiteit. Aan de mensen onderaan, die al op hun 17de of 18de van school gaan, wordt 60.000 tot 70.000 euro besteed. De ongelijkheid op onderwijsgebied is dus extreem groot.
Ik denk dat een cijfermatige onderbouwing van gelijke kansen alvast een belangrijke eerste stap is. De andere kwestie is de toegang tot bezit. Het volgende figuur geeft een beeld van de verdeling van bezit in Frankrijk in 2015, maar in een land als Nederland zijn de getallen niet veel anders. Je ziet dat het mediane vermogen per volwassene 100.000 euro is. De onderste helft van de bevolking bezit bijna niets. Tussen de 2.000 en 20.000 euro. Aan de top zijn dat miljoenen.
Wat ik in het boek voorstel, is dit: als je dit wilt veranderen, is één mogelijkheid om progressief erf- en vermogensbelasting te heffen om daarmee een 'erfenis' te financieren voor 25-jarigen. In het boek kom ik uit op een bedrag van 120.000 euro op 25-jarige leeftijd. Dan zit iedereen in de buurt van de gemiddelde rijkdom. Onze samenleving is hoog opgeleid en iedereen moet zijn steentje bijdragen aan de economie. Toegang tot bezit is belangrijk, natuurlijk in samenhang met een basisloon en kleinere salarisverschillen.
Toegang tot bezit is nog belangrijker omdat onderhandelingsposities dan gelijkwaardiger worden. Je kunt een eigen bedrijf beginnen, en je kunt een appartement of een huis kopen. Ook heb je een onderhandelingspositie als het gaat om werk of loon. Dat scheelt enorm. Als je niets bezit of alleen maar schulden hebt, moet je alles maar accepteren omdat je anders je huur niet kunt betalen. Je onderhandelingspositie is heel zwak. Ik denk dat je daar op deze manier iets aan kunt doen.