Een klimaatapocalyps is geen schrikbeeld voor de toekomst, volgens filosoof Lisa Doeland. We zitten er middenin. Hoe gaan we daarmee om? In plaats van ons vast te houden aan vals optimisme, kunnen we de situatie beter onder ogen zien en goed leren uitsterven.

"Ik denk dat we de apocalyps moeten begrijpen als iets wat zich langzaam voltrekt, oneerlijk verdeeld is en er niet overal hetzelfde uitziet."

Brainwash gaat in gesprek met filosoof Lisa Doeland. Ze geeft les aan de Erasmus Universiteit en de Universiteit van Amsterdam, werkt aan een proefschrift over de filosofie van afval en sloot zich aan bij Extinction Rebellion. In haar boek Apocalypsofie. Over recycling, groene groei en andere gevaarlijke fantasieën (2023) vraagt ze zich af hoe we ons tot ons eigen uitsterven moeten verhouden, nu de klimaatcatastrofe in volle gang is. Charisa Chotoe en Calvin van Laaren praten er met haar over. 

lezen

De apocalyps uit de titel van je boek, hoe ziet die er eigenlijk uit?

"Ik denk dat we de apocalyps moeten begrijpen als iets wat zich langzaam voltrekt, oneerlijk verdeeld is en er niet overal hetzelfde uitziet. Het is dus geen alomvattend einde van de wereld, of een plotsklapse gebeurtenis, zoals je veel in populaire cultuur ziet. Daarin is het einde vaak een spektakel, zoals de meteoorinslag in Deep Impact. Ik denk dat die voorstellingen zo populair zijn omdat we kunnen genieten van iets wat ons fascineert en angst inboezemt, maar op een veilige afstand blijft.

In mijn boek heb ik het bijvoorbeeld over het uitsterfproces waar we nu al middenin zitten, de zesde massa-extinctie. Dat is moeilijk voor te stellen omdat het een proces is dat zich heel langzaam voltrekt. Op de menselijke tijdschaal dan, want op geologische tijdschaal gaat het ontzettend rap. Insectensterfte is daar een voorbeeld van. In 2019 verscheen daar een Duitse studie over en toen realiseerde ik dat als ik nu met de auto op vakantie ga, ik helemaal niet meer zoveel dode insecten op de autoruit heb als vroeger. Ik herinner me dat we onderweg de auto moesten schoonmaken omdat er zoveel dode insecten op zaten. Dat is nu niet meer zo."

Die populaire voorstelling van de Apocalyps als iets wat zich plotsklaps voltrekt vind je een gevaarlijk idee. Waarom eigenlijk?

"Omdat je er een afwachtende houding door gaat aannemen, het idee hebt dat het nog niet gaande is, maar komt. In de tussentijd voel je je machteloos en apathisch. Dan heb je het idee dat het niet zoveel uitmaakt wat je doet."

Naar aanleiding van je boek ben jij zelf een fatalist genoemd, maar daar ben je het dus niet mee eens.

"Nee! Als je een fatalist bent, dan maakt het allemaal niet meer uit, dan geef je je portie aan Fikkie en ga je lekker vaak naar Bali vliegen, of zoiets. Dat is niet de positie die ik inneem. De apocalyps zie ik als iets wat zich al voltrekt, maar ook als iets waar wij betrokken bij zijn en dat zich op verschillende manieren kan ontvouwen. Daar hebben we invloed op.

Het gaat mij erom dat je realistisch bent over wat er gaande is. Hoe langer er in het Westen vastgehouden wordt aan deze manier van leven, hoe erger het wordt. Want die is gebaseerd op toe-eigening, onteigening en opoffering van mensen, dieren en ecosystemen. Ik heb het idee dat we linksom of rechtsom nog altijd proberen de status quo in stand te houden. Daar verdiep je de crisis mee. Erken dat en doe niet alsof er nog allerlei technologische oplossingen zijn die de ineenstorting van de wereld zoals we die kennen kunnen voorkomen."

Waarom word je verkeerd begrepen, denk je? Wat is er zo ingewikkeld aan die realistische positie die je voorstelt?

"Ik denk veel mensen het zich niet kunnen voorstellen, vanuit een soort human exceptionalism. Mensen zijn zo super belangrijk, bijzonder en creatief: de kroon op de schepping. We kunnen ons niet voorstellen dat we ons hier niet uit kunnen redden. Want tot nu is dat toch altijd gelukt?

Misschien kan ik dat het beste uitleggen aan de hand van Val Plumwood, een Australische eco-filosofe, die haar eigen eetbaarheid (je kan ook zeggen haar eigen kwetsbaarheid of afhankelijkheid) ontdekte tijdens het kanovaren, toen ze het pad van een krokodil kruiste. De krokodil viel haar aan, zij overleefde dat en schreef er later een artikel over. Als eco-filosofe wist ze altijd al dat we niet moeten denken in termen van dualisme, oftewel dat de mens niet boven de natuur staat. Maar op het moment dat de krokodil haar aanviel, had ze het gevoel dat er sprake moest zijn van een soort persoonsverwisseling. ‘Het kan toch niet dat dit beest mij wil eten, daar ben ik toch veel te bijzonder voor?’

Ik denk dat dat iets zegt over de tijd waar we nu in leven, waarin het superioriteitsdenken nog heel duidelijk is. Waardoor het voor mensen heel moeilijk is om zichzelf in kwetsbare, uitsterfelijke, eetbare termen te begrijpen. Dat wordt vervolgens weggezet als een soort doemdenken, want de mens kan zich toch altijd overal uit redden?"

De technologische oplossingen die ons moeten redden, zoals bijvoorbeeld recycling, noem je ‘gevaarlijke fantasieën’. Volgens jou ligt daar een verkeerde logica aan ten grondslag.

"Ja, recycling gaat uit van een circulaire logica. Daarin wil je de cirkel rond maken omdat je door wilt blijven gaan met produceren, consumeren, weggooien, opnieuw tot grondstof maken, produceren, consumeren, et cetera. Maar we kunnen beter denken in termen van een digestieve logica, met de metafoor van het verteringsstelsel. Dan moet je je afvragen: kan dit afval nog iets voeden of gaat het vooral in de weg zitten? Al die plastics die we maar in de wereld blijven brengen, die laten zich slecht verteren en passen niet in die digestieve logica."

Het makkelijkste wat je kunt doen om je klimaatimpact verkleinen is geen kinderen nemen. Hoe kijk jij daarnaar, als iemand die zelf ook kinderen heeft?

"Ik vind dat een managementbenadering van het leven, die ervanuit gaat dat je alles kunt rationaliseren en kwantificeren. Maar zo werkt het volgens mij niet, het is iets heel instinctiefs. Ik heb twee kinderen en had het niet willen missen. Ik kan nog steeds geen fatsoenlijk antwoord geven op deze vraag, al heb ik hem al vaak gehad."

Misschien omdat je hiermee het mens-zijn zelf tot probleem maakt, terwijl het probleem eerder ligt in hoe we mens-zijn invullen?

"Ja, daar schrijf Robin Wall Kimmerer, de inheemse Amerikaanse botanist en auteur van Braiding Sweetgrass, ook over. Het probleem is niet de mens, als een soort pest, maar een specifieke manier van samenleven. Als je van de mens zelf het probleem maakt, dan ga je daaraan voorbij. Op het moment dat mensen een wederkerige relatie tot hun omgeving hebben, zou de wereld er heel anders uitzien.

Dat is dan ook weer een antwoord op de vraag ‘Er zijn toch gewoon teveel mensen?’. Nee, het probleem is uiteindelijk niet de hoeveelheid mensen, maar ongelijkheid, onrechtvaardigheid en de te grote voet waarop door een aantal mensen is geleefd."

Interviews elke twee weken bezorgd in je inbox?
abonneer je op onze nieuwsbrief

meer klimaatcrisis