Ik had ook nog de groeiende Tiny House-beweging kunnen noemen, de (hernieuwde) populariteit van volkstuinen, of het feit dat de scouting in Nederland de laatste jaren op verschillende plekken te maken heeft met wachtlijsten. Allemaal signalen. Signalen die een groeiende behoefte aan onthaasting, zelfredzaamheid, gemeenschapszin, groen en natuur weerspiegelen. Je kunt het naïef vinden, romantisch of nostalgisch. Maar is dat terecht? Ik denk niet dat we deze fenomenen als sentimenteel moeten weglachen. We moeten ze serieus nemen.
Wat hebben het succes van Marie Kondo, de opkomst van wandelcoaches en het kijkcijferkanon Heel Holland Bakt met elkaar gemeen? Ze zijn allemaal, zo is mijn inschatting, onderdeel van dezelfde culturele trend. Ik noem deze voor het gemak maar even de 'terug naar de basis'-beweging. Marie Kondo gaat over 'ontspullen', ofwel: meer orde en minder rotzooi in je leven. Wandelcoaches over rust, bezinning en natuur. En Heel Holland Bakt over huiselijkheid, ambacht en burgerlijkheid.
In 2019 hield het Franse strategisch adviesbureau Observatoire Société et Consommation in samenwerking met een milieuagentschap en een investeringsbank een representatieve enquête onder tweeduizend Fransen. Ze legden hen drie gedetailleerde utopische toekomstbeelden voor, te weten: 1) een techno-liberale samenleving, bestaande uit sterke individualisering en leunend op economische groei en technologische innovatie, 2) een ecologische samenleving, gebaseerd op less is more, waarin minder spullen en meer lokale consumptie centraal staan, en 3) een veiligheidssamenleving, die traditie en economische afhankelijkheid waarborgt tegenover de vreemde invloeden van buitenaf.
De uitkomst? Het merendeel (55 procent) geeft de voorkeur aan het ecologische model, met op de tweede plaats (29 procent) het veiligheidsmodel.
De Vlaamse publicist Dirk Holemans kwam het Franse onderzoek op het spoor en ziet vergelijkbare sentimenten in België. In een opiniestuk voor VRT NWS merkt hij op dat dit betekent dat 'een zeer grote meerderheid van de Fransen zich aangetrokken voelt door een levenswijze gekenmerkt door nabijheid – de belangrijke zaken zoals winkel, school en werk dichter bij elkaar geeft meer levenskwaliteit – tijd voor hun naasten en consumptie van vooral lokale en biologische producten.'
En hij voegt eraan toe: 'Ook bevrijde tijd om zelf zaken in handen te nemen – denk zoals herstellen, tuinieren of koken – scoorde zeer hoog. Mensen willen dus meer autonomie in hun leven in een samenleving die in plaats van steeds te versnellen plaats maakt. Die gewenste toekomst verenigt mensen die op andere vlakken uiteenlopende wensen hebben. Het biedt kansen op succes voor politici en bedrijven die open staan voor deze nieuwe waardenpatronen.'
Hoe zou een dergelijk onderzoek in ons kikkerlandje uitpakken? We weten het niet. De 'terug naar de basis'-trends zouden er op kunnen wijzen dat ook in Nederland een soortgelijke uitkomst mogelijk is. Duidelijk is in ieder geval dat Nederland op een kantelpunt staat; de relatie tussen (economische) welvaart en (ecologisch) welzijn zal daarbij opnieuw moeten worden gedefinieerd.
Vorig jaar publiceerde het CBS in samenwerking met een aantal Nederlandse universiteiten een lijvig rapport onder de titel 'De kwetsbare welvaart van Nederland (1850 – 2020)'. In het rapport schetsen de onderzoekers een opvallende trendbreuk in de historische welvaartsontwikkeling van Nederland. Die breuk vangt aan in de jaren zestig, het moment waarop economische welvaart nog niet gepaard gaat met uitputting van grondstoffen, gevaarlijke klimaatopwarming en verlies van biodiversiteit. 'Rond 1960 is de extreme armoede opgelost. De huisvesting is sterk verbeterd. De welvaart is niet buitensporig, mensen leven een sober maar degelijk bestaan. Er is nog niet erg ingeteerd op het natuurlijk kapitaal', aldus Harry Lintzen, een van de onderzoekers.
Maar vanaf dan gaat het hard. Het gebruik van grondstoffen en fossiele brandstoffen stijgt explosief in Nederland en de landbouw krijgt te maken met immense schaalvergroting. Consumptie, productie, economische groei; the American way of life doet zijn intrede. Wat echter niet meer meegroeit is het algehele welzijnsniveau, en milieu en klimaat betalen een steeds hogere prijs voor de economische expansiedrift.
Volgens de onderzoekers kunnen we er niet omheen dat het adagium 'gaat het goed met de economie, dan gaat het ook goed met ons' tegen het einde van zijn houdbaarheid loopt. En de grenzen aan de groei-samenleving, waar al zo lang over wordt gesproken, worden in Nederland ineens tastbaar (zie de stikstofcrisis). Sterker nog: onze eenzijdige focus op economische groei neemt in toenemende mate 'oneconomische' gedaanten aan, doordat de maatschappelijke en ecologische kosten (zeker op termijn) sneller stijgen dan de economische baten (die ook nog eens niet eerlijk worden verdeeld). In de meeste ontwikkelde economieën is het bbp gestaag toegenomen, maar zijn de welzijnsindicatoren na de jaren 70 gestagneerd.
Daar zijn inmiddels al meerdere ideeën en nieuwe (economische) praktijken voor in omloop. Zo experimenteren landen als Nieuw-Zeeland, Schotland en IJsland al met het ontwikkelen van een nieuw economisch model, waarbij welzijn centraal staat en niet consumptie en productie. Steeds meer steden kiezen voor een reclamevrije binnenstad. En er wordt op meerdere plekken nagedacht over zogenaamd 'post-groei beleid', zoals wetgeving voor producten met een langere levensduur, het verbieden van 'geplande veroudering' van consumentenproducten, het introduceren van recht op reparatie, investeren in openbaar vervoer én een progressief energiebelastingstelsel dat de basishoeveelheid elektriciteit die je echt nodig hebt betaalbaar aanbiedt, en naarmate je meer verbruikt de kilowatts fiks duurder maakt. Allemaal pogingen om onze dagelijkse infrastructuur zo te herontwerpen, zodat deze aansluit bij de noden van onze planeet en algeheel menselijk welzijn.