Jesse Beentjes (1992) werkte als journalist voor onder meer Het Parool, Het Financiële Dagblad en als adviseur voor het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Eerder hield hij zich niet bezig met de vraag wat mannelijkheid inhoudt. Totdat er een zaadbal bij hem werd verwijderd. Hij dook de archieven in om te achterhalen waar mannelijkheidsmythes vandaan komen. Daarover schreef hij het boek Minderman. Charisa Chotoe en Calvin van Laaren gaan met hem in gesprek.
“Voel je je nu minder man?” Die vraag kreeg journalist en schrijver Jesse Beentjes meerdere keren toen er een testikel bij hem was verwijderd vanwege zaadbalkanker. Dat zette hem aan het denken. Wat hebben ballen met mannelijkheid te maken? En wat houdt mannelijkheid überhaupt in?
"Voor lange tijd werd gedacht dat alles wat een man definieert in zijn ballen zit."
lezen
Wat was de aanleiding om een boek te schrijven over mannelijkheid?
“In de zomer van 2020 werd ik met zaadbalkanker gediagnosticeerd. Er werd hiervoor een verdachte bal verwijderd. Daar is het gelukkig bij gebleven.
Mijn omgeving reageerde heel lief en ondersteunend. Maar ik vond de reacties toch iets normatiefs hebben. Ik kreeg van mijn kapper de vraag: “Voel je je nu minder man?” Maar ik kreeg ook een kaartje van mijn tante met daarop geschreven: “Mijn vader heeft nog gewoon kinderen gekregen, hoor. Ook zonder testikel.” In dat soort opmerkingen zitten veel vooroordelen verscholen.
Voor mijn ziekenhuisbezoeken was ik niet echt bezig met die vooroordelen. Ik ben queer en dacht: ‘Ik schop toch tegen al die hokjes aan.’ Maar toch merkte ik dat ik veel ging nadenken. Ik wilde weten: waar komen die vragen en opmerkingen vandaan?
Ik kwam toen al snel uit op de verhalen van castratiepraktijken in psychiatrische inrichtingen van de vorige eeuw. Daar wilde ik in eerste instantie een onderzoeksjournalistiek boek over schrijven en al helemaal geen boek over mannelijkheid. Tot het duidelijk werd dat ik voor het boek moest reflecteren op mijn eigen gevoel van man zijn.”
Waarom vond je het zo ingewikkeld om het verhaal persoonlijk te maken?
“Het voelde op dat moment als zielig doen. Ik wilde mezelf groothouden. Wat weer een soort rare mannelijkheid is. Ik dacht: ik heb een zekere afstand tot het onderwerp wanneer het niet over mezelf gaat. Terwijl, het ging wel over mezelf natuurlijk, de aanleiding was persoonlijk.”
Er waren nog weinig boeken met ervaringsverhalen van zaadbalkankerpatiënten. Bij de vrouwelijke equivalent, borstkanker, is dat veel meer het geval.
“Zaadbalkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen van onder de 45. Er zijn natuurlijk veel meer borstkankerpatiënten, maar alsnog is er voor die zaadbalkankerpatiënt vijf keer zo weinig informatie beschikbaar als voor de borstkankerpatiënt.
Ik stuitte op normen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Er heerst een taboe op voortplantingsorganen en mannelijkheid. Bij mannen wordt misschien nog meer verwacht dat je je schouders ophaalt wanneer je ziek wordt. Je moet er niet te veel over zeuren en er vooral niet te lang bij stilstaan. Ik wilde dat wel doen, maar er was heel weinig informatie over zaadbalkanker. Ik was op zoek naar betekenisgeving, maar kon het niet vinden.”
Jij kreeg stress van die vragen van je omgeving, wat resulteerde in 'masculine gender role stress'. Wat houdt dat in?
“Masculine gender role stress is het fenomeen dat mannen die geconfronteerd worden met andersoortige mannen onzeker worden. Je kan niet overweg met de verwachtingen van mannelijkheid die de maatschappij je oplegt. Vanuit die onzekerheid verval je bijvoorbeeld in gewelddadigheid of in drank- of drugsgebruik. Dat had ik dan niet, maar ik voelde die stress wel. Ik dook daarom de boeken in.”
Wat zijn die vooroordelen van heteronormatieve mannelijkheid?
“Wat natuurlijk geinig is wanneer je aan tien verschillende mensen vraagt: ‘Wat is een man?’ Dan komen ze allemaal met iets anders. Dus dat geeft al aan dat er geen eenduidige definitie van een man is. Maar uiteindelijk zijn er toch een paar eigenschappen die vaak terugkomen. De man is moedig, dapper en stoer. Hij is sterk, competitief en sportief. Hij is een provider en beschermt zijn familie. Hij houdt van seks en is hetero.
Dat wordt herleid naar de geslachtorganen en zit ook weerspiegeld in taal. Als je een vrouw met ballen bent, dan heb je lef. Als je als man een pussy wordt genoemd, dan ben je dus een watje.”
Veel van die vooroordelen hangen samen met ons beeld van geslachtsorganen. Hoe zag je dat terug in je archiefonderzoek?
“Voor lange tijd werd gedacht dat alles wat een man definieert in zijn ballen zit. Dus de ballen stonden heel lang symbool voor mannelijkheid. Op een gegeven moment begint de wetenschap zich te ontwikkelen, zeker in de zeventiende eeuw.
Dan wordt in Nederland de spermatozoïde ontdekt en vanaf dat moment beginnen er ook wat mythes weer te sneuvelen over dat het alleen maar ballen zijn die met mannelijkheid te maken hebben. In de negentiende eeuw komen voorbehoedsmiddelen op en de ballen worden dan minder belangrijk. Dan gaat het steeds vaker over de penis als mannelijkheidssymbool. Historicus Gary Taylor noemt dat de fallische wending.
En in de jaren 30 komt er weer meer aandacht voor testosteron, dat dan wordt ontdekt. Dat wordt nu nog steeds als het ultieme symbool van mannelijkheid genoemd door fitnessinfluencers. We zijn dus altijd op zoek geweest naar: wat is dat magische iets dat de man de man maakt? De mythes die daarover bestaan, zijn niet altijd waar.”
Het verhaal over mythen en de medische wereld ligt genuanceerder?
“Ja, in die mythen zitten vaak elementen die waar zijn en waar onze stereotypen vandaan komen. Maar het ligt ingewikkelder. De vraag die ik wil opgooien is: wat is er eigenlijk nog meer mogelijk als je nadenkt over al deze stereotypen en de nuanceringen daarbij? Misschien kunnen we dan ook onze ideeën over wat dan een man zou moeten zijn en wie dat mag bedenken, op de schop gooien.”
Je bedoelt: als je een hoger testosterongehalte hebt, betekent dat niet dat je niet zorgzaam kan zijn, bijvoorbeeld?
“Ja, precies. Dat zijn in elk geval de vragen die ik wil stellen aan fitnessinfluencers, zoals Andrew Tate, die zeggen dat je je testosteron moet verhogen om een provider te kunnen zijn. Daarbij hebben niet alleen mannen testosteron, dus je kan dan weer gaan discussiëren over de vraag: “Vanaf welke concentratie testosteron spreken we dan van een echte man?”
Dat wordt problematisch als je het gaat koppelen aan een bepaalde mate van maatschappelijk succes. Dat is het idee van: je kan pas echt succesvol worden als je een echte alfa bent, en daarboven op de apenrots klimt.”
Waar komt die behoefte vandaan van 'testosteroninfluecers'?
“De wereld is op het moment vet chaotisch en angstaanjagend. Ik snap ergens wel dat je dan gaat teruggrijpen naar de mythen die ons al zo lang houvast hebben gegeven. Alleen wat een beetje jammer is, is dat die mythen alleen maar houvast hebben geven aan de meerderheid van de mensen, maar toch ook aan een heleboel mensen niet.”
Hoe kijk je nu naar je eigen gevoel van mannelijkheid na het schrijven van je boek?
“Eigenlijk niet anders dan voor mijn diagnose. Nu zit er alleen een denkproces achter en heb ik er vrede mee dat ik het niet weet. Mannelijkheid is vooral wat mensen er zelf van maken en wie zich de macht toe-eigenen om dat te bepalen. Voor sommige mensen is het belangrijk om mannelijkheid te definiëren. Maar ik ben een twijfelaar, dat is mijn mannelijkheid.”
Interviews elke twee weken bezorgd in je inbox?
abonneer je op onze nieuwsbrief