Psychiater Wiepke Cahn weet nog goed dat ze een van haar oud-patiënten tegenkwam in de stad. Ze herkende hem bijna niet meer: hij zag er veel gelukkiger uit en was afgevallen. Na vijftien jaar psychiatrische behandelingen, namen zijn klachten eindelijk af en kon hij weer zelfstandig wonen. “Hij had het gevoel dat hij meer controle had over zijn eigen leven. Echt wonderbaarlijk om te zien,” vertelt Cahn. Hoe dat kon? Niet door een nieuw medicijn, maar omdat Cahn en haar collega’s de man aan hadden geraden om zijn leefstijl aan te passen om zo zijn fysieke en mentale welzijn te verbeteren. “Hij is daar met enorm enthousiasme mee aan de slag gegaan, ging meer bewegen en veranderde zijn dieet.” Het verhaal van de patiënt sterkte Cahn in haar overtuiging van het belang van een gezonde leefstijl voor psychiatrische patiënten. Niet ter vervanging van medicatie of psychiatrische zorg, maar als onmisbaar onderdeel ervan.
Lichaam en geest zijn onlosmakelijk verbonden. Toch wordt er in de geneeskunde nog een strikt onderscheid gemaakt: lichamelijke en psychiatrische klachten worden vaak los van elkaar behandeld en er is weinig oog voor de invloed van leefstijl op het mentale welzijn van patiënten. Hoog tijd dat daar verandering in komt, vindt psychiater Wiepke Cahn.
Deze week krijgt Cahn de oeuvreprijs op het congres van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie voor haar onderzoek naar de overlap tussen lichamelijke en psychische gezondheid. Ze pleit voor een integrale aanpak, waarin aandacht is voor psychiatrische én lichamelijke klachten en leefstijl een cruciale rol speelt. Want het onderscheid tussen lichaam en geest, zoals Descartes dat introduceerde, is niet meer van deze tijd. Hoewel er steeds meer aandacht komt voor invloed van leefstijl op fysiek en mentaal welzijn, is een integrale aanpak in de ggz nog lang geen praktijk.
Hoe zie je het onderscheid tussen lichaam en geest terug in de manier waarop mensen met psychiatrische klachten behandeld worden?
“Op dit moment hebben we in de behandeling van psychiatrische patiënten onvoldoende zicht op hun lichamelijk functioneren. Dat komt omdat er in de zorg gescheiden echelons zijn: de medisch specialistische zorg en de ggz. Je kunt niet zo makkelijk van elkaars expertise gebruikmaken. Ideaal gezien zou je even in de kantine aan een collega vragen hoe het met die en die patiënt gaat, maar als je in verschillende instellingen werkt, dan vinden dit soort dagelijkse gesprekjes nauwelijks plaats. Vaak weten we ook niet wat voor medicijnen specialisten voorschrijven aan patiënten die wij als psychiater ook zien, omdat medische dossiers niet makkelijk uitgewisseld worden. Er zijn veel belemmeringen voor een integrale aanpak.”
“Een mooi voorbeeld vind ik iemand met schildklierproblemen. Als de schildklier te traag werkt, dan kunnen daardoor depressieve klachten ontstaan. Iemand ziet dan een endocrinoloog, maar ook een psychiater. Wij, psychiaters, zien iemand die depressief is en verhogen de medicatie. Terwijl, als er contact was geweest, we samen met de endocrinoloog hadden besloten om eerst iets aan de schildklier doen en dan te kijken hoe het gaat.”
Hoe raakte je ervan overtuigd dat lichamelijke conditie en psychiatrische klachten samenhangen?
“Het intrigeerde me hoe veel psychische klachten kunnen verminderen als we leefstijlinterventies aanbieden, dat zag ik duidelijk terug in studies naar het effect van beweegtherapie. Die samenhang is eigenlijk best logisch, want als ik bijvoorbeeld een griepje heb, dan voel ik me psychisch ook niet zo lekker. Ik denk dat we lang gefocust zijn geweest op psychische symptomen en minder op wat er verder speelt in iemands leven. Nu er steeds minder medicatie wordt ontwikkeld in de psychiatrie – er wordt minder geïnvesteerd in medicatie voor het brein omdat de industrie gedesillusioneerd is geraakt – moeten we gaan nadenken hoe we de kwaliteit van leven toch kunnen verbeteren."
"Je ziet dat de leefstijl van psychiatrische patiënten vaak slecht is, ze roken bijvoorbeeld vaker, zijn inactiever en ongezonder. In het verleden dachten we vaak dat roken oké was voor een patiënt, omdat dat het enige was wat ‘ie nog had en we dat niet wilden afpakken. Maar als je stopt met roken, dan worden psychische klachten vaak minder. Als je dat bespreekbaar maakt, dan merk je dat mensen gemotiveerd raken om hun gedrag te veranderen, dat ze zelf iets willen doen om gezonder te worden. Er valt dus veel winst te behalen, we hebben goud in handen.”
Het zal voor psychiatrische patiënten niet altijd makkelijk zijn om hun leefstijl aan te passen. Als je erg depressief bent, is het lastig om jezelf op een loopband te hijsen.
“Ja, leefstijlveranderingen zijn voor iedereen moeilijk, maar ze zijn nog veel moeilijker voor mensen met een psychiatrische aandoening, omdat zij last hebben van inactiviteit door bijvoorbeeld een depressie of andere klachten. Daar moet je speciale programma’s voor opzetten en technologie zoals een smartwatch kan daarbij helpen. We weten ook dat beweegexperts mensen goed kunnen begeleiden; we zouden veel meer fysiotherapeuten moeten hebben in de ggz.”
“Een andere belemmering is dat er een groot stigma zit op psychiatrische aandoeningen en dat mensen die er last van hebben gemarginaliseerd zijn. Daarom moeten we zorgen voor meer sociale inclusie van deze mensen, waardoor aanpassingen in leefstijl hopelijk ook makkelijk worden.”
Wiepke Cahn is hoogleraar Lichamelijke gezondheid bij psychiatrische aandoeningen aan de Universiteit Utrecht en psychiater bij het UMC Utrecht. Ze doet onderzoek naar de effecten van sporten en bewegen op de mentale gezondheid en is hoofdonderzoeker van het programma Lijf & Leven, dat richtlijnen, zorgstandaarden en interventies ontwikkelt voor de behandeling van lichamelijke problemen bij psychiatrische aandoeningen. Cahn kreeg eerder dit jaar de Pieter Baan-oeuvreprijs voor haar onderzoek naar de overlap tussen lichamelijke en pscyhiatrische gezondheid. Op het congres van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie spreekt ze de bijbehorende Pieter Bahn-lezing uit.
Heeft de maatschappij daar ook een verantwoordelijkheid in?
“Ja, de maatschappij moet toleranter worden wat betreft psychiatrische aandoeningen. Als er nu bijvoorbeeld iemand in de sportschool komt die psychiatrische klachten heeft en in zichzelf praat, dan voelen andere sporters zich niet op hun gemak, omdat ze niet weten wat ze moeten doen. Het gaat dus ook om educatie: hoe ga je daarmee om? Hoe kunnen we deze mensen echt deel laten uitmaken van de maatschappij? Want stigma en uitsluiting zorgen er ook voor dat psychiatrische problemen groter worden.”
Er kleven ook ethische vragen aan leefstijlinterventies: niet voor iedereen zal een aanpassing in leefstijl even toegankelijk zijn, vanwege hun sociaaleconomische positie bijvoorbeeld.
“Ja, dat is heel lastig. Gezonde voeding is inderdaad duurder en je ziet dat mensen die in armoede leven over het algemeen een minder gezonde leefstijl hebben. Daarom moeten we ook als maatschappij goed nadenken hoe we dit aanpakken en heeft de politiek een rol. Als 80% van het eten in de supermarkt ongezond is, dan is het niet gek dat mensen ongezonde keuzes maken. Je kunt bijvoorbeeld kijken hoe je nudging kunt inzetten om mensen gezondere keuzes te laten maken en een gezonde leefstijl voor iedereen kunt promoten.”
Wat moet er in de zorg veranderen om een integrale aanpak van psychiatrische klachten mogelijk te maken?
“Eigenlijk moeten we helemaal opnieuw beginnen met de organisatie van zorg. Zoals het nu gaat, zal het zorgsysteem imploderen, want de zorgvraag is groot, er zijn personeelstekorten en financiële problemen. Met een integrale aanpak kun je niet alleen de kwaliteit van leven verbeteren, maar ook efficiënter werken, waarmee je kosten kunt reduceren."
“In de praktijk betekent dat dat iemand die meerdere psychiatrische en somatische (chronische lichamelijke, red.) problemen heeft door een multidisciplinair team behandeld wordt. Iemand gaat eerst helemaal door de molen en krijgt dan een plan voor meerdere jaren. Nu is het nog zo dat een patiënt bijvoorbeeld geen operatie krijgt omdat die te dik is en eerst moet afvallen, terwijl wij die patiënt medicatie geven waarvan hij dik wordt. De patiënt klopt overal aan, maar krijgt nergens hulp. In een multidisciplinair team kun je dat veel beter aanpakken. Misschien besluit je dan om tóch eerst een knieoperatie te doen, zodat de patiënt weer in beweging kan komen en de klachten kunnen verminderen. Of beslis je de medicatie af te bouwen waardoor hij eerst afvalt en dan te opereren. In integrale zorg gaat het dus echt om samenwerken. Dat heeft enorm veel voordelen.”