Afgelopen week verscheen het meest uitgebreide en omvangrijke VN-onderzoekrapport naar de staat van onze natuur tot nu toe. De conclusie is vernietigend: de wereldwijde biodiversiteit gaat zwaar gebukt onder onze collectieve overconsumptie en vervuiling. De mens ondergraaft daarmee het voortbestaan van velen soorten, inclusief zichzelf. Het roer moet radicaal om, maar hoe?
Ik was vijf jaar toen de Berlijnse muur viel. Voor de buis zaten mijn ouders met grote belangstelling te kijken naar een menigte euforische Duitsers. Met hamer en pikhouweel in de hand gingen ze de muur gretig te lijf, ze klommen erop en overheen. Men lachte, men huilde. Hier gebeurde iets groots, ik voelde het. Maar wat? Ik had geen flauw idee. Te jong.
De jaren daarna waren licht en frivool. Ongekende welvaart, (Westers) optimisme; de jaren negentig was een decennium van zorgeloosheid, decadentie en weinig heroïek. Het was ook het tijdperk van privatisering, marktwerking en schaalvergroting. De tijdgeest waarin ik langzaam volwassen werd. Eerst met skateboard, later met een Breezer in mijn hand.
Nog wat later, tijdens mijn studententijd, leefde ik op te grote voet. Met maandelijks (dankzij DUO) een extra geldbedrag op mijn bankrekening was 'maximaal lenen' het adagium. En ik was niet de enige. Terugbetalen was amper een zorg. We zouden toch wel goede banen krijgen, met een uitstekend oplopend salaris. The sky was the limit en op mijn bankrekening kon ik ook gewoon flink de min in. Ik groeide, mijn Hyves-vriendenkring groeide, de economie groeide, de gebouwen groeiden, alles leek te groeien. En het zou altijd zo blijven, want we leefden immers aan het 'einde van de geschiedenis'.
Terug naar de jaren tachtig. Want twee jaar voor de val van de muur en drie jaar na mijn geboorte, in 1987, kwam er een belangwekkend VN-rapport uit: het zogenoemde Brundtland-rapport: Our Common Future. Het is hier, in de aanloop naar het einde van de Koude Oorlog, dat in de schaduw van het geopolitieke geklater een begrip wordt geboren dat nu op bijna elk product in het supermarktschap te lezen valt, namelijk: duurzaamheid.
De kerngedachte van het rapport luidt als volgt: de belangrijkste mondiale milieuproblemen zijn het gevolg van de armoede in het ene deel van de wereld, en de niet-duurzame consumptie en productie van het andere deel van de wereld. Door middel van met name technologische innovaties – wat zou moeten leiden tot alsmaar efficiëntere productie en consumptie – moet er gestreefd worden naar een economische groei die niet ten koste gaat van het milieu en toekomstige generaties. 'Groene groei' noemt men dit tegenwoordig ook wel.