In mijn leven ben ik niet vaak de straat op gegaan, maar de eerste keer kan ik mij nog goed herinneren. Het was ergens eind 1999. We stonden met zo'n 20.000 scholieren op het Malieveld en we waren boos. De reden: de hoge werkdruk als gevolg van de toen net ingevoerde onderwijsvernieuwing, ook wel de 'tweede fase' of 'studiehuis' genoemd. Net als de klimaatspijbelaars van nu kregen wij veel steun van leraren en ouders, die evenals wij erg bezorgd waren over de rigoureuze en in veel opzichten bedenkelijke vernieuwingsdrang die ervan uitging. Uiteindelijk besloot de regering om nog in diezelfde week het onderwijsbudget met 10 procent te verhogen en een aantal aanpassingen aan het studiehuis-concept door te voeren. Missie geslaagd zou je dus kunnen zeggen.
Nou geef ik meteen toe: dat laatste, de politieke resultaten, die heb ik weer even moeten googelen. Het was ver weggezakt. Wat ik me van toen vooral herinner is de ervaring van het demonstreren zelf. De onderdompeling in de grote menigte, de spandoeken, het geroep en getoeter, de verbondenheid die ik voelde met mijn medestakers. Voor het eerst ervoer ik aan den lijve wat het betekent om geen consument of leerling te zijn, maar burger.
Dit indrukwekkende gevoel om te ervaren onderdeel te zijn van iets groters dan jezelf las ik recent terug in een kort interview in Trouw met klimaatspijbelaar Jente van Bekkum (15). Ze beschreef het als volgt: 'De menigte op het Malieveld was overweldigend, maar ik vond het heel gaaf om me verenigd te voelen met zoveel mensen, onder wie een groep die 'grootouders voor het klimaat' heette.' Over een paar jaar zijn al deze kinderen stemgerechtigd. Betekent dit dat ze ook in grote aantallen groen gaan stemmen?