“Als het gaat over consent zijn er twee opvattingen. Aan de ene kant heb je een wetgever die in het strafrecht moet definiëren wanneer er sprake is van verkrachting of seks tegen de zin. Aan de andere kant is er een gesprek over wat goede en ethische seks is. Daarin gaat het om de vraag wanneer je recht doet aan de verlangens, gevoelens en belangen van beide partijen. We proberen nu dat gesprek over ethische en goede seks te beslechten in het strafrecht en dat schreeuwt om problemen. Want er bestaat verkrachting, maar er is ook zoiets als slechte seks waarbij soms grenzen worden overschreden. Dat heeft niet per se met het strafrecht te maken heeft.
In de wet wordt consent gereduceerd tot één moment: je kunt consent verkrijgen en dan ben je in the clear. Maar daarmee doe je geen recht aan de rommelige praktijk die seks eigenlijk is. De wet gaat er ook vanuit dat één persoon het initiatief tot seks neemt, maar wat moet je zien als initiatief, waar begint seks precies? Is dat op het moment dat je samen op de bank zit en de ander gaat zoenen? Of is het initiatief tot seks echt de penis bij iemand naar binnen brengen? Dat is best lastig te benoemen.
Het instemming geven zelf roept ook vragen op. Moet iemand ‘ja’ zeggen, of is lichaamstaal ook voldoende? Lichaamstaal is heel moeilijk om te lezen.”