Basje Boer groeide op tussen de vrouwen. Op de Wallen, om precies te zijn. Ze was gefascineerd door de rollen die de sekswerkers speelden en die de mannen aannamen wanneer ze langs hun ramen liepen. Wat het precies te betekenen had wist ze als kind nog niet, maar spannend vond ze het wel. Die fascinatie met rollen spelen bleef Boer houden, wanneer ze zich als kind verkleedde in haar rode flamenco-jurk met zwarte stippen, of als tiener ‘gebroken vrouwen’ op de muur van haar slaapkamer prikte – junkies en moordslachtoffers die ze uit tijdschriften knipte. “Al heel jong was ik geïntrigeerd door vrouwen die optraden, op een podium stonden of mooie kleding aan hadden,” vertelt ze. “Ik snapte instinctief dat er rollen waren en dat vrouwelijkheid een performance kon zijn. Pas later ben ik me gaan realiseren dat er ook een duistere kant is aan die performance van vrouwelijkheid, of überhaupt aan het vastleggen van wat een vrouw of een man is.”
De girl next door, de femme fatale, het passieve slachtoffer, de manic pixie dream girl. We kunnen ze uittekenen, de clichévrouwen die onze films en verhalen bevolken. Hoe beïnvloeden al die stereotypen hoe we naar onszelf en anderen kijken? Moeten we ons verzetten tegen die rollen, of kunnen we ermee spelen? Dat vraagt Basje Boer zich af in haar boek Pose.
In haar essaybundel Pose. Over hoe we kijken en wie we spelen onderzoekt Boer aan de hand van films en populaire cultuur die duistere kant, maar ook het plezier van het rollenspel. Er zijn vastgeroeste rollen die zo’n beperkt beeld geven van wat een vrouw of een meisje zou moeten zijn dat je erin vast komt te zitten, maar het kan ook heel leuk zijn om verschillende rollen te spelen en zo te ontdekken wie je zelf bent. Of om ze uit te vergroten, om te draaien, de randen ervan te verkennen. In het boek komt een waaier aan vrouwen en rollenspellen voorbij, van Lana del Rey’s spel met ‘meisjeskitch’ en het vrouwelijke lustobject, tot de passiviteit van Meredith Grey in Grey’s Anatomy. En van de naaktfoto’s van Marilyn Monroe tot de krachtige en sexy performances van Megan Thee Stallion en Cardi B.
In films kijken we vaak vanuit de male gaze, een mannelijke blik die vrouwen tot object maakt. Maar die male gaze gaat nog veel verder, volgens jou.
“Ja, in de film- en vertelkunst zorgt de male gaze ervoor dat je anders naar vrouwen dan naar mannen kijkt, maar dat heeft ook gevolgen in de realiteit. In het ergste geval zie je vrouwen niet meer als mensen, maar het kan ook zijn dat je er bijvoorbeeld van uitgaat dat mannen altijd actief zijn en vrouwen passief en je geïrriteerd raakt als je merkt dat het anders is. Dat je denkt ‘wat is die vrouw een haaibaai’, omdat je verwacht dat ze haar mond houdt. Of ‘wat is die man een lamlul’, omdat hij niet actief is, terwijl je verwacht dat hij het verhaal in beweging zet, zoals in de film. Dat zijn heel specifieke en gegenderde clichés die het gevolg zijn van de male gaze.”
Je schrijft veel over de dubbelzinnigheid van die clichés. Aan de ene kant zijn ze beperkend, maar rollen zoals de passieve vrouw of het slachtoffer kunnen ook iets aantrekkelijks hebben, volgens jou.
“Ja, dat is best ingewikkeld. Er zijn bepaalde beschikbare rollen waar verschillende types in te casten zijn. Je hebt bijvoorbeeld de rol van de passieve vrouw, die vaak jong, mooi en wit is. Denk aan Ophelia of Doornroosje. Als jij makkelijk in die rol te casten bent, dan is het verleidelijk om die te spelen, je voelt dat je daardoor gewaardeerd kan worden. Maar als je minder goed in de rol te casten bent, als zwarte vrouw, iemand van kleur, of iemand die ouder is, dan is dat veel minder makkelijk.”
“Ik schrijf ook over iets anders, namelijk niet per se zelf het slachtoffer spelen, maar er wel mee dwepen. Denk aan true crime, waarin vooral vrouwelijke, jonge slachtoffers voorkomen. Er zijn veel vrouwen die het fijn vinden om daarover te lezen, er documentaires over te kijken of er podcasts over te luisteren en zich te vereenzelvigen met een slachtoffer dat iets vreselijks is overkomen. Daar speelt volgens mij iets anders mee: de onmacht die je voelt over de beperkingen die je hebt als vrouw. Dat kun je weerspiegeld zien in het slachtofferschap van die ene vrouw. Dat kan lekker zijn, er zit een soort catharsis in.”
In plaats van clichérollen zou je wel wat meer vrouwelijke sukkels in films zien, zei je in een interview.
“Ja, vrouwelijke sukkels, graag! Of falende vrouwen. Van vrouwen wordt vaak verwacht dat ze aangenaam zijn en de boel een beetje soepel laten lopen. Ik merk dat ik zelf ook vaak pleasing gedrag vertoon. Dus het lijkt me heel leuk om personages te zien die niet aan de verwachtingen voldoen of niet eens doorhebben wat er van ze wordt verwacht en daarmee als het ware falen.”
Basje Boer (1980) is schrijver en essayist. Ze studeerde fotografie aan de Rietveld Academie en schreef onder meer de romans Nulversie (2019) en Bermuda (2016). Ze schrijft over film en (pop)cultuur voor onder meer De Groene Amsterdammer en de Filmkrant. Haar laatste boek is Pose. Over hoe we kijken en wie we spelen (2022).
In je boek keert Lolita meerdere keren terug. Waarom vond je Lolita zo veelzeggend?
“Daarmee kon ik iets zeggen over wat film is, omdat ik in die stukken het boek vergelijk met de verfilmingen [Lolita van Vladimir Nabokov (1955) met de films van Stanley Kubrick (1962) en van Adrian Lyne (1997)]. Als je iets leest weet je al: hier is een verteller aan het woord en we moeten nog maar zien wat de waarheid is. Bij film geloof je je ogen. Interessant is dat Lolita nu juist een boek over perspectief is.”
In de roman volgen we het perspectief van Humbert Humbert, een man van middelbare leeftijd die verliefd wordt op de twaalfjarige Dolores, die hij ontvoert en misbruikt. Lolita doopt hij haar. “Lolita zien we alleen door zijn ogen,” schrijft Boer in Pose. “Haar spelen wordt uitvergroot tot flirten, haar verzet geminimaliseerd tot ongehoorzaamheid, haar pogingen om weg te gaan afgedaan als ontrouw.” Als lezer weet je dat Humbert Humbert geen betrouwbare verteller is, maar hoe verfilm je dat? En hoe verandert dat onze blik op de personages? Bij Nabokov zien we in Humbert een berekenende predator, volgens Boer, maar in de verfilming van Lyne is hij gevoelig en leven we met hem mee om zijn jeugdtrauma. De ongelijke verhouding tussen de twee personages krijgt in de film bovendien iets romantisch.
“Het is ook interessant om te zien hoe Lolita een rol is gaan spelen in de cultuur. Het begon met een feminist, Rebecca Solnit, die zei: ik heb niet zo’n zin om dit boek te lezen en andere vrouwen wellicht ook niet. Daar antwoordden mannen op: jullie begrijpen het gewoon niet, dit is Literatuur met een grote L! Tegelijkertijd zie je ook een beweging van jonge vrouwen die zich vereenzelvigen met het Lolita-personage. Lolita wordt helemaal gemaakt door een man (ze heet niet eens Lolita) en wordt daardoor bijzonder. Dat is toch een meisjesfantasie, hoe dubieus ook, die je ook in sprookjes terugziet: Assepoester is niet een of ander hulpje, maar wordt een prinses waar iedereen naar wil kijken. Je kunt niet dat sprookje aan je kinderen voorlezen, maar ze terecht wijzen als ze Lolita gaan lezen. Want beide verhalen vertrekken vanuit hetzelfde gegeven.”
Als ze ouder zijn, kijken die Lolita-meisjes daar wel anders naar, denk ik.
“Ja, Kate Elizabeth Russell schreef bijvoorbeeld My Dark Vanessa, een soort Lolita van nu, geschreven vanuit het perspectief van de Lolita. Russell wilde zelf ook Lolita zijn en kijkt daar nu met ambivalente gevoelens op terug.”
Toch vind je dat we niet moeten stoppen met het lezen van en kijken naar Lolita.
“Nee. Het is echt een goed boek, een meesterwerk. De verfilmingen vind ik dubieus, ik zie er geen romantiek in. Maar als je dat er wel in ziet, wie ben ik dan om er wat van te zeggen? Ik vind het juist interessant om te onderzoeken wat er dan zo aantrekkelijk is, wat die film doet. Op kunstuitingen die problematisch zijn wil ik graag reflecteren en het liefst heb ik dat mensen die naar Lolita-verfilmingen kijken ook mijn essays lezen, of die van iemand anders.”
Over kunst die we nu problematisch vinden, schrijf je: “Het probleem zit ’m niet in de kunst. Het zit ’m in de manier waarop kunst zo vaak wordt aangevoerd als excuus voor immoreel gedrag. Voor racisme, transfobie, vrouwenhaat, homofobie.”
“Ja, want De Kunstenaar is nog steeds een man, vaak een witte man, en die komt met heel veel weg. Als briljante kunstenaar mag je een beetje excentriek zijn, of je vrouw mishandelen, of subversieve kunst maken die eigenlijk heel racistisch of op een andere manier kwetsend is. Dat voelt niet eerlijk, omdat je weet dat een kunstenaar van kleur, een vrouw, of misschien een collectief er veel minder snel mee weg zou komen. Omdat we een idee hebben van hoe een kunstenaar eruitziet.”
In je boek laat je de keerzijde van dat soort clichés duidelijk zien, maar het oordelen stel je vaak uit. Wat wil je je lezers graag meegeven?
“Die nuance vind ik heel belangrijk, om dingen steeds van een andere kant te bekijken. Ik hoop dat mensen dat meenemen, dat ze niet alleen voet bij stuk houden als ze een bepaald idee hebben, maar de moeite nemen om echt te kijken: wat gebeurt hier, wat is dit voor vrouwenrol, wat wordt hier verteld? De aarzeling, het onderzoekende.”