21 februari
Ik kom thuis van een skivakantie uit Ellmau, Oostenrijk.
28 februari
De keelpijn begint. Ik heb vermoedelijk op de tocht gezeten.
29 februari
De keelpijn verergert. Volgens mijn zus, met wie ik heb gegeten, heb ik niet op de tocht gezeten. En of ik een beetje afstand kan houden, want dat gehoest is irritant.
1 maart
Lichte hoofdpijn, verhoging. Gelukkig geen kind thuis om voor te zorgen. Die is een weekendje bij oma en opa.
2 maart
Dochter is flink ziek. Hoge koorts, hoesten. Ik heb een oratie. Ik ga naar de plechtigheid, met dropjes tegen de keelpijn. Ik leer iets bij over Multatuli en blijf op afstand. Geen handjes schudden, niet in de rij, maar meteen naar huis, naar mijn zieke dochter.
3 maart
'Hebben wij corona, mama?'
'Nee, dat denk ik niet. Dat gaat allemaal over Zuid-Tirol en Noord-Italië, die berichten, daar zijn wij niet geweest.'
5 maart
Telefoon uit Eindhoven. Het verzorgingstehuis waar opa woont. Een verpleger wil weten waar ik geweest ben met skiën. Want opa is plotseling in elkaar gezakt. Hij heeft koorts. 'Geen Noord-Italië? Oké, dan weten we genoeg.' Opa wordt niet getest. Het is waarschijnlijk gewoon de griep.
6 maart
Dochter voelt zich beter en ik ook. Dat komt goed uit, want er is boekenbal. Ik bezoek alleen het voorprogramma. Ik zit bij Arjen Lubach in het theater die zich vooroverbuigt en aan me vraagt of ik het voorprogramma grappig vind. Voel me nog niet fit, ben kort van stof. 'Nee.'
10 maart
Opa is opgeknapt.
18 maart
Tirol blijkt een broedhaard van het virus. Denen die op wintersport zijn geweest in Oostenrijk, worden bij bosjes ziek. Hebzuchtige Oostenrijkers zouden hebben verzwegen dat een barman besmet was. Het gaat om de plaats Ischgl.