Als je weinig geld verdient, ben je eerder geneigd te denken dat je inkomen een kwestie van geluk of pech hebben is. En als je veel geld verdient, denk je vaker dat je inkomen afhankelijk is van hard werken of luiheid. “Dit noemen we de self-serving bias”, legt Robert Dur uit. “We hebben de neiging om positieve gebeurtenissen aan onszelf toe te schrijven (ik werk hard!), en negatieve gebeurtenissen aan omstandigheden buiten onze invloed (pech).”
Denk jij dat je inkomen een resultaat is van je eigen harde werk of een kwestie van geluk? Hoe je hierover denkt heeft grote politieke gevolgen, weet hoogleraar economie Robert Dur.
Is het alleen je eigen inkomen dat invloed heeft op hoe je hierover denkt?
“Het inkomen van je ouders speelt ook een belangrijke rol. Als je ouders weinig geld verdienen, maar jijzelf wel veel, dan is de kans groter dat jij gelooft dat het een kwestie van pech of geluk is.
Uit recent Zweeds onderzoek blijkt dat ouders tegenover hun kinderen de rol van hard werken sterk overdrijven. De onderzoekers hebben gevraagd of mensen denken dat hun inkomen een verdienste is van hun eigen harde werk, of dat het geluk of pech is. Een derde van de mensen denkt dat hun inkomen vooral een kwestie van geluk is. Twee derde zegt dat het vooral komt doordat ze hard werken.
Maar wat bleek nou, veel ouders die zelf denken dat het inkomen vooral een kwestie van geluk is, vertellen hun kinderen toch dat hard werken het belangrijkst is!”
Welke van de twee is waar? In het inkomen afhankelijk van je eigen inzet of vooral een kwestie van geluk of pech?
“Wetenschappelijk onderzoek laat keer op keer zien dat de plek waar je wieg staat toch echt veel invloed heeft op je uiteindelijke inkomen. Kinderen met rijke ouders krijgen nou eenmaal meer kansen om zich te ontwikkelen. Er is meer geld om aan school en algemene vorming te besteden. Rijke ouders hebben zelf doorgaans meer kennis, dus ze kunnen hun kinderen makkelijker helpen met hun huiswerk. En rijke ouders hebben doorgaans een beter sociaal netwerk, dus kruiwagens voor de toekomstige carrière van hun kinderen. Daarnaast hangt je carrièreverloop ook af van de stand van de economie. Maakte je je opleiding af en begon toen net een recessie? Dan heb je een moeilijkere start die je nog vele jaren in je salaris terugziet.”
Welke politieke implicaties hebben deze opvattingen?
“Dat is in deze tijd wel interessant om erbij te halen. Mensen die denken dat hun inkomen vooral hun eigen verdienste is, zijn vaker tegen financiële herverdeling vanuit de overheid. Ze stemmen dus ‘rechtser’. Mensen die denken dat het inkomen een kwestie is van geluk, zijn ‘linkers’. Zij vinden inkomensongelijkheid minder acceptabel en zijn voorstander van hogere belastingen en uitkeringen die de ongelijkheid tegengaan.”
Dus door je kinderen te leren dat succes hebben vooral een kwestie is van hard werken, maak je ze politiek rechtser?
“Dat zou zo maar eens kunnen!”
Dan weer even naar ons persoonlijk leven. Adviseer je jongeren om minder hard te werken?
“Allereerst zijn jongeren helemaal niet lui, hoewel managers dat soms denken. De huidige twintigers werken vaak juist heel hard. Ik denk dat sommigen wel iets meer mogen geloven dat geluk en pech een grote rol spelen in hun uiteindelijke succes en inkomen. Ik zie in de collegezalen dat sommige jongeren echt enorm hard werken en alle resultaten die ze halen aan zichzelf toeschrijven. Dat is een enorme last om te dragen, als het een keer tegenzit. Ik zou willen zeggen: realiseer je dat er heel veel factoren zijn die invloed hebben op jouw resultaten. En op sommige van die factoren heb je geen invloed, zowel tijdens je studie als in je professionele leven.”
Robert Dur is hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij doet onderzoek naar de arbeidsmarkt en gedrag in organisaties in de publieke sector en het bedrijfsleven. Zo onderzocht hij onder andere wat mensen sinds 1920 verwachten van hun werk en welke aspecten van ons werk we het belangrijkst vinden.
We horen werkgevers nu regelmatig klagen dat GenZ niet hard wil werken. Het zou een luie generatie zijn die massaal doet aan quiet quitting. Ziet u dat ook?
“Nee. Ik doe onderzoek naar hoe verschillende generaties over hun werk nadenken. En eigenlijk zien we weinig verschillen tussen verschillende generaties. Ook niet in hoe hard verschillende generaties werken. GenZ is niet luier, noch idealistischer dan andere generaties.
Je moet altijd heel kritisch kijken naar nieuwsartikelen over generaties. De media vinden zulk onderzoek natuurlijk leuk en interessant. Maar meestal zijn het heldhaftige resultaten van een onderzoek dat geen representatieve steekproef heeft gedaan. Uit onze eigen data, waarbij we een representatieve steekproef hebben van mensen, blijken jongeren uit, zeg, 1970 verdraaid veel te lijken op jongeren uit 2019, in wat ze belangrijk vinden en hoe ze naar hun werk kijken. Er zijn schommelingen over de tijd die samenhangen met de stand van de economie. Maar er is geen trend en ook geen trendbreuk bij de scheidslijnen van de generaties (zoals GenZ, generatie X enzovoorts).”
Wat vinden jonge mensen belangrijk in hun werk?
“Jonge mensen vinden geld verdienen belangrijk. Dat was in 1970 al zo en dat is honderd jaar later nog steeds zo. Naarmate werknemers ouder worden neemt zingeving het over als belangrijkste werkmotivatie. Dat is ook logisch. De meeste oudere werknemers hebben al een stabiel of zelfs comfortabel inkomen, waar jongeren dat nog moeten opbouwen.”
Zijn er dan helemaal geen verschillen in werkhouding tussen verschillende generaties?
“Het is niet zozeer de generatie, maar de economische omstandigheden van je jeugd die vormend zijn. De macro-economische condities waarin iemand opgroeit vormt de manier waarop iemand over zijn positie op de arbeidsmarkt denkt. We zien dat leeftijdscohorten, of generaties zo je wil, die opgegroeid zijn in een recessie veel waarde hechten aan een hoog inkomen. Zij hebben hun hele leven het idee dat ze blij moeten zijn dat ze überhaupt een baan hebben. Zelfs als zij economisch goede tijden meemaken, zijn ze voorzichtig. Ze nemen weinig risico. Ze switchen niet zomaar naar een baan die hun bijvoorbeeld ‘leuker’ lijkt, omdat ze vrezen dat ze inkomen verliezen.
Aan de andere kant hebben de generaties die opgroeien in economische hoogtijddagen hun hele leven het gevoel dat de banen voor het oprapen liggen. Zij hechten daardoor meer waarde aan zingeving in hun werk dan aan het inkomen. De mensen die zijn opgegroeid in de economische hoogtijdagen van de jaren ’90 zullen zingeving belangrijk vinden in hun werk. Maar de generatie die groot werd in de recessie van de jaren 2010’ en de coronajaren zal meer voor een hoog inkomen gaan.”