Eigenlijk leven we in een utopie van de Verlichting. We leven in een wereld van democratieën en wetenschap, de meeste landen hebben mensenrechten opgenomen in de grondwet, en er zijn internationale conventies van de Verenigde Naties. Dankzij de wetenschap hebben we mensheidsdromen kunnen verwezenlijken. We wonen in een samenleving zonder cruel and unusual punishment, een maatschappij waarin we niet meer hoeven te werken is niet ondenkbaar, en we komen steeds dichter in de buurt van een maatschappij waarin we gezonder en langer leven, en misschien zelfs de dood buiten spel zullen zetten. Zoals psycholoog Steven Pinker zegt: 'Het wordt voortdurend beter. Mensen hebben langere en betere levens.'
Waarom zouden we dan zeuren over het einde van de Verlichting? Waarom maken we ons zorgen dat rede, wetenschap en liberale democratie onder druk staan? Laten we beginnen bij wat de Verlichting is. De simpelste en meest elegante definitie van komt van de Duitse filosoof Immanuel Kant: Verlichting is de bevrijding van de onmondigheid die je aan jezelf te danken hebt.
In de 17e eeuw begint een filosofie die gehecht is aan een sociale beweging van de opwaartse middenklasse. Amsterdam was voor die tijd klein, provinciaal en onbelangrijk, tot de handel begon. De handelaars en advocaten – een opgeleide klasse die niet tot de adel of kerk behoorde – vonden dat ze met hun economische macht ('wij zijn de handelaren') en met hun culturele macht ('wij zijn mecenas van de kunst') in feite te weinig politieke macht hadden. Ze wilden meebouwen en meebestemmen, wat een legitieme sociale interesse is. Je moet kunnen beargumenteren waarom je de macht wilt, en dat deden zij.
Daartoe hadden ze een idee opgepikt dat er al heel lang was, maar nooit bijzondere waarde was toegekend: de overtuiging dat alle mensen gelijk zijn. En als we allemaal gelijk zijn, moeten we allemaal dezelfde rechten hebben om onze levens vorm te geven. Dit is een middel om macht te vragen – dan is de graaf niet beter dan ik, en heeft hij niet meer recht om rijk te zijn. Dat noemen we Verlichting. Verlichting is ophouden te luisteren naar duistere, oude tradities. Als we iets moeten geloven, moeten het de feiten zijn, en niet oude sprookjes. En dan kunnen we onszelf emanciperen. We bevrijden onszelf, van binnen naar buiten.
Als we de grote drie idealen van de Franse revolutie – vrijheid, gelijkheid en broederschap – goed onder de loep nemen, dan worden de problemen van onze tijd zichtbaar. Het ideaal van vrijheid komt onder druk te staan in onze neoliberale samenleving. Want hoe vrij ben je nu echt om je eigen beslissingen te nemen in een absolute markt? Niet alleen dat, maar we zijn ook maar al te bereid om onze eigen vrijheid op te geven om op het internet te kunnen surfen, ongeacht de sporen die we daar achter laten. De vrijheid waar de Verlichters voor gevochten hebben, nemen we voor lief. Er is weinig politieke worsteling voor meer vrijheid.
Het ideaal van gelijkheid staat eveneens onder druk. Hoe gelijk zijn mensen in een ongelijke economie, waarin sommige mensen veel meer toegang hebben tot goede zorg en educatie? In een economie waarin vakarbeiders vandaag niet meer verdienen dan de jaren 80, en zelfs minder als je naar de koopkracht kijkt, en tegelijkertijd de rijkste 2000 mensen ter wereld in het laatste jaar alleen al één derde aan hun vermogen hebben toegevoegd (1.6 triljard dollar). Wij exporteren ons vuil en onze oorlogen naar landen buiten Europa, en kunnen onze mobiele telefoons gebruiken dankzij kinderen in Nigeria die de grondstoffen delven. Hoe gelijk zijn we in deze wereld van de Verlichting die we hebben gebouwd dan eigenlijk?
Dan de solidariteit. 'Er is geen mensenrecht voor migratie', zei een Oostenrijkse minister onlangs, waarmee solidariteit blijkbaar alleen voor een kleine groep van de wereldbevolking geldt. Hoe solidair zijn we? De publieke sfeer die een democratie nodig heeft om te bestaan en om argumenten uit te kunnen wisselen, breekt uiteen in sociale netwerken waarin iedereen in zijn eigen bubbel zit met objectief andere informatie over dezelfde feiten, wat betekent dat we feitelijk in een ander land leven dan onze buren. Dat stelt ons voor een dilemma.
Als we willen dat migratie slaagt, en als we willen dat een pluralistische democratische maatschappij slaagt, moet migratie beperkt worden. Als iedere migrant wordt toegelaten, zal onze democratische regering worden afgekeurd, en krijgen we een autocratisch regime dat deze mensen uitzet. Dus we moeten migratie wel beteugelen. Maar als wij zeggen: wij zijn Fort Europa, wij hebben mensenrechten, wij zijn rijk, en dat willen we niet opgeven, dan moeten we eigenlijk ook de vluchtelingsboten op de Middellandse Zee tot zinken brengen. En dat zou echt het einde van de Verlichting betekenen. Maar de facto hebben we nu al een systeem van twee klassen mensenrechten, waarin wij duidelijk meer rechten hebben dan anderen, en wij rijk zijn omdat andere mensen armoedig zijn.
Tekst loopt door onder de afbeelding.