In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer onderzoeker Carl Cederström over onze obsessie met geluk.


Er wordt veel leed aangericht in naam van het geluk. Daarom moeten we kritisch kijken naar wat levensgeluk is. Want een van de weinige zaken waarover we het allemaal eens schijnen te zijn, is dat ieder mens gelukkig wil zijn. Volgens mij wordt levensgeluk zelfs zo belangrijk gevonden dat wie niet gelukkig is, voor een mislukkeling doorgaat. Een slecht mens. Met andere woorden: levensgeluk is een morele plicht geworden.

Er wordt veel leed aangericht in naam van het geluk. Daarom moeten we kritisch kijken naar wat levensgeluk is.

We vergeten gemakkelijk dat het niet altijd zo geweest is. Kijk bijvoorbeeld naar hoe de oude Grieken over levensgeluk dachten. Zij vonden geluk wel nastrevenswaardig, zolang je als mens maar besefte dat het ware geluk voor jou niet werkelijk haalbaar was. Geluk was voorbehouden aan de goden: alleen de goden konden het ware, opperste geluk ervaren. Dat is heel lang de gangbare opvatting over geluk geweest. In het middeleeuwse christendom was geluk iets dat je pas in het hiernamaals bereikte. Pas met de Verlichting verhuist geluk van de hemel naar de aarde, als iets waar je recht op hebt en wat je niet alleen moet nastreven, maar zelfs geacht wordt te verwerven. Geluk is tegenwoordig nog steeds een doel dat je kunt bereiken, zelf en hier kunt ervaren. Het heeft nu ook een heel typische gedaante aangenomen: die van zelfontplooiing.

Die opvatting van geluk heeft zich gevormd in de jaren zestig toen zelfontplooiing een nieuwe manier van leven werd. Een manier van leven die werd afgezet tegen de saaie en veilige sleur van de jaren vijftig, met het modelgezin van de huisvrouw en de man die naar kantoor ging, en de kinderen voor wie ze moesten zorgen. In de jaren zestig ontstaat dat nieuwe idee van geluk gebaseerd op zelfontplooiing. Het was in die tijd heel logisch om je geluk in zelfontplooiing te zoeken. Het was een manier om je af te zetten tegen de toen geldende normen en waarden. Inmiddels is zelfontplooiing een plicht geworden. Zelfontplooiing is niet langer een vorm van verzet tegen de maatschappij maar juist een manier om je aan de geldende normen te conformeren.

Een voorbeeld. Ik doceer aan de universiteit, waar ik mijn studenten eens een tijdschriftartikel heb voorgelegd over het narcisme van de huidige jeugd. Dat millennials lui zijn, verslaafd aan hun telefoon en alleen maar bezig met zichzelf, hun eigen zelfontplooiing. Dat ze gevangen zitten in hun eigen narcisme. Ik vroeg mijn studenten of het ze niet boos maakte dat ze zo worden neergezet. Ze zeiden: 'Maar we zijn ook narcistisch. Dat beeld klopt.' En ze vertelden allemaal dat ze als kind steeds te horen kregen hoe uniek ze waren. Dat er later grootse dingen van hen werden verwacht. Een jonge vrouw stak haar hand op en zei dat haar vader dat ook zei, maar er ook bij zei: 'Je moet hard je best doen, want als jij straks groot bent, moet je het opnemen tegen de Chinezen.'

Carl Cederström in Brainwash Talks

Wat dit verhaal ons vertelt is dat we niet alleen leven in een tijd van narcisme waarin we geluk in zelfontplooiing moeten vinden. We leven in een tijd waarin geluk een plicht is. Het is hoog tijd om onze opvatting van geluk eens kritisch te onderzoeken en goed na te denken over de idealen waarop we die opvatting baseren. Want we hebben een heel individualistische opvatting van geluk, waarbij alle verantwoordelijkheid bij het individu ligt. Als je iets moois bereikt, mag je jezelf op de borst kloppen, alsof dat alleen het resultaat is van je eigen harde werken. Als het je niet lukt, als je werkloos bent of arm, of het ene na het andere onzekere baantje hebt, dan is dat helemaal je eigen schuld.

Ik kan niet genoeg benadrukken dat we door deze opvatting van geluk geen oog meer hebben voor structurele problemen. We vergeten dat steeds meer mensen onzekere baantjes hebben en dat de ongelijkheid de afgelopen decennia sterk gegroeid is. Ik vind dat we minder moeten denken aan geluk en meer aandacht moeten schenken aan die problemen. Wat zou een alternatief kunnen zijn voor onze huidige opvatting van geluk?

Misschien moeten we stoppen met de verafgoding van zelfontplooiing en persoonlijke onafhankelijkheid, en meer oog krijgen voor de wijze waarop we afhankelijk zijn van elkaar, ook van mensen die we niet kennen. We zouden ook kunnen stoppen met de verafgoding van het mannelijke model van rivaliteit en ons meer richten op vrouwelijke modellen van onderlinge afhankelijkheid en medeleven.

Tot slot vind ik dat we een eind moeten maken aan de idealisering van het onafhankelijke ego dat tegen alles is opgewassen en meer moeten investeren in sociale verbanden gebaseerd op kwetsbaarheid en empathie. Klikt dat naïef? Vast wel. Maar toch stop ik liever een emotionele investering in een fantasie over geluk waarin ik kan geloven, dan in een fantasie over geluk gebaseerd op zelfontplooiing – wat zich keer op keer bewezen heeft als een schadelijk drogbeeld.