Als je je afvraagt hoe gelukkig je bent, in de breedste zin van het woord, wat voor cijfer geef je dat dan van één tot tien? Als je continu boven de acht zit, behoor je wat mij betreft tot de categorie blije eien. Dit zijn de leugenaars, de ongevoeligen, de mensen die niet eens weten dat ze lijden. Je behoort tot de groep die denkt dat de mens een wezen is dat in principe gelukkig kan worden, en dat de wereld ook zo in elkaar zit dat dat mogelijk is. Dat er een een-op-een match is tussen wat wij willen en wat de wereld ons kan geven. Lijden wordt immers veroorzaakt doordat er een discrepantie is tussen wat we willen en wat de wereld ons biedt. Op zich is het raar dat je dit artikel leest, want waarom zou je, als je het toch al voor elkaar hebt, een verhaal als dit lezen?
In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideëen voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer schrijver Menno de Bree over je authentieke zelf worden.
Zit je zo tussen de zes en acht? Dan behoor je tot de optimisten. Die hebben wel het besef dat er van alles aan je leven schort, maar hebben nog de vage hoop dat er iets te redden valt – alleen weet je niet goed hoe, en daarom lees je een stuk als dit. Maar tips die je krijgt in zelfhulpboeken, zullen niet werken. Je hebt hoop, maar ik ga je vertellen dat die hoop niet gerechtvaardigd is. In ieder geval is het zo dat je weet dat de match tussen je behoeften, wensen en wil aan de ene kant en de wereld aan de andere kant niet een-op-een is. Dat betekent dat je geleerd hebt dat je of de wereld moet aanpassen, of jezelf.
Zit je onder de vijf? Dat zijn de onredbaren. Diegene die weten dat de situatie onhoudbaar is en het vooruitzicht op redding nihil. Jou zal ik niets nieuws vertellen. Oftewel: blije eien hebben geen hulp nodig, de optimisten kan ik niet helpen en de pessimisten weten zelf ook wel dat ze niet gered kunnen worden, dus dit is eigenlijk een stuk zonder duidelijke doelgroep. Maar enfin. Laat ik maar beginnen.
Eerst maar even een belangrijk basisidee over wat voor soort wezen de mens is. Een van de grote verschillen tussen mens en dier is dat de mens bij geboorte een raar soort halfproduct is. Een kalf weet bij de geboorte precies wat te doen. Die heeft geen keuzestress, geen identiteitsproblemen, denkt niet 'was ik maar een paard geweest'. Nee, hij leeft in het moment, heel mindful, en dan gaat 'ie dood. Een kalf wordt vanzelf een koe, maar de mens kun je meer vergelijken met een verzameling legosteentjes. Eerst moet je ontdekken welke steentjes je precies hebt, en vervolgens kun je zo nog op verschillende manieren in elkaar zetten. De vraag is dan hoe je dat het beste doet. Wat, met andere woorden, is het bouwplan?
Als je kind vroeger naar je toe kwam met de vraag wat hij of zij nou moest doen met zijn of haar leven, dan was het antwoord vrij simpel. Als het kind een vrouw of een slaaf was, dan had het sowieso geen keus. En voor mannen waren een paar antwoorden beschikbaar: je gaat iets doen wat bij de status van je familie past, wat je religie je voorschrijft, iets wat je vader al deed, of iets waarmee je je brood kan verdienen en je familie kan onderhouden.
Maar voor ons voldoen dat soort oplossingen niet meer. Wij leven in het tijdperk na de dood van God – wat niet betekent dat er ergens een rottend lijk op een wolk ligt, maar dat de oriëntatiepunten die als richtingwijzers fungeerden – het ware, het goede en het schone – geen fundering meer hebben. Dat betekent dat we hebben ontdekt dat er geen blueprint is, geen bedoeling, geen bouwplan en geen opperwezen dat over ons waakt. Op zich is dat een fijn idee: eindelijk autonoom, kleine kinderen worden groot, en net als met lego hoef je je ineens niet meer aan het boekje te houden, en dat is leuk. Je kunt zelf beslissen waar je naartoe gaat, wie of wat je wordt. Maar het geeft ons twee grote problemen. Het eerste is dat we nu zelf dus die bouwplannen moeten maken. Het tweede is dat we daarmee voor het eerst helemaal zelf verantwoordelijk worden voor ons lot, voor ons slagen én falen. We kunnen het opperwezen niet langer de schuld van onze ellende geven.
Dus wat zeggen we nu tegen onze kinderen? Je kunt geen raad meer geven, geen inhoud geven, geen route uitstippelen. We zeggen dat er geen algemeen bouwplan is, dat keuzes je eigen keuzes moeten zijn. Dat betekent dat we ze hoogstens raad kunnen geven, en we zeggen dat kinderen vooral moeten gaan doen wat ze zelf willen: doen wat goed voelt, je hart volgen, jezelf ontwikkelen en eigen, authentieke keuzes maken. Laten we beginnen met dat 'je moet doen wat je wilt'. Eigenlijk is dit een vorm van zware emotionele mishandeling. Vijf redenen waarom dit een stom advies is. Eerst maar de oppervlakkige en voor de hand liggende.
Een: Het is nogal wreed om iemand die jou vraagt wat 'ie moet doen te zeggen dat 'ie moet gaan doen wat hij wil. Dat is nu juist het probleem: als 'ie dát wist, had 'ie het niet gevraagd.
Twee: De vooronderstelling is dat iets goed is om te doen omdat je het wilt. Maar dat is onzin. Iedereen weet dat we vaak de meest stomme en onverstandige dingen willen. Je hebt vast weleens de fout gemaakt om ergens achteraan te hollen, terwijl dat achteraf een ramp bleek te zijn. Bijvoorbeeld dat je denkt dat je gelukkig wordt als je veel geld verdient, je daar je leven op inricht en dan blijkt het een grote zeepbel te zijn. Beschaving is nu juist dat je niet altijd doet wat je wilt – of probeert je wil een beetje op te voeden.
Drie: Onze wil conflicteert nogal eens: we hebben meerdere willen in ons. Heel vaak is het probleem niet dat ik niet weet wat ik wil, maar dat ik tegelijkertijd het een en het ander wil, zaken die niet met elkaar te verenigen zijn. Als ik het ene kies, kan ik het andere niet krijgen, en dat levert een probleem op. Dit soort keuzes ga je niet oplossen door te roepen dat je moet doen wat je wilt. Eigenlijk hebben we dan een meta-wil nodig: een wil die wil wat we willen. Maar die hebben we niet.
Nu de dieperliggende redenen die laten zien dat iemand die zegt dat je moet doen wat je wil, niet begrijpt wat 'ie zegt.
Vier: Willen duidt op een deficiëntie, een tekort. Iemand die iets wil is ontevreden. Want als de wereld is zoals jij wilt, dan wil je niet meer. Dus mensen die iets willen, willen altijd iets veranderen. Daarom zijn optimisten ook van die vreselijke mensen: die zijn ontevreden met hoe het nu is, maar hebben nog wel de hoop van verandering. Als je nadruk gaat leggen op de wil, dan ga je die ontevredenheid cultiveren, en daar krijg je erg narcistische, kinderachtige wezentjes van.
Maar het grote probleem, en dat is reden vijf, is dat de wil alleen maar wil – het wil niet iets, maar het wil alleen maar willen. Als je bijvoorbeeld iets wilt drinken, dan lijd je, want willen betekent dat er een tekort is. Als je dorst hebt, vind je dat vervelend en wilt je iets drinken. Het idee is dan dat op het moment dat je een drankje hebt, je wil verdwijnt, en je niet meer lijdt. Dus als we iets willen, zijn we zo afgericht dat we pakken wat we willen. Maar omdat je wil alleen maar wilt willen, hopt je wil meteen naar iets anders zodra je hebt wat je wilt, en dan begint het hele circus weer van voren af aan.
Na het bereiken van het door de wil afgestemde doel is de wereld nog net zo donker als daarvoor. De natuur van de wil is dat de wil zich niet laat stoppen. Dat proberen we wel. Mensen die de marathon lopen proberen aan hun wil te ontsnappen, denk ik wel eens. Maar je kunt ook drugs gebruiken, heel veel drinken, of naar yoga of mindfulness gaan. Wat je dan eigenlijk doet, is de innerlijke wil, de drang, de ontevredenheid tot stilstand brengen. En dit is dan meteen het bruggetje naar de goede raad die we mensen vaak geven, namelijk dat je moet worden wie je bent in je werk, en dat mindfulness een goede zaak is.
Even terug naar het begin. We weten dat we halfproducten zijn, dat we onszelf in elkaar moeten zetten, en dat we zelf verantwoordelijk zijn voor het eindresultaat. We moeten onszelf vormgeven in onze liefdesrelaties en ons werk. De relatie tussen liefde en geluk is hoogst problematisch, dus na een zekere leeftijd kiezen de meesten zich te ontplooien via hun werk. Het eerste wat we doen als we iemand tegenkomen op een verjaardagsfeestje, is vragen: 'Wat doe jij?' Het zit diep in ons DNA om te denken dat iemand is wat 'ie doet – en wat je doet, doe je vooral op het werk.
We zitten nu met een generatie mensen die weet dat ze moeten slagen als mens, en dat je slaagt op het moment dat je jezelf ontwikkelt en jezelf bepaalt door middel van je daden. En dat doe je vooral met de baan die je hebt. Als je mislukt in je werk, dan misluk je als mens. Als je 100 jaar geleden geen baan had, had je een sociaal of economisch probleem, maar voor ons is het veel erger: omdat wij moeten worden wie we zijn, hebben we een existentieel probleem op het moment dat we mislukken op ons werk. Vanuit kapitalistisch oogpunt is dit een buitenkansje.
Heb je toevallig ooit communistische sympathieën gehad? Dan komt dat je nu goed uit. Volgens het communisme kun je de kapitalistische maatschappij indelen in twee klassen, namelijk de arbeiders en de kapitalisten. De kapitalisten hebben het kapitaal: productiefaciliteiten zoals fabrieken. En wat wil je met het kapitaal? Daar wil je meer van. De arbeiders hebben geen kapitaal, die hebben alleen maar zichzelf en moeten hun arbeid verkopen. Dat doen ze aan de kapitalist, dus ze hebben elkaar nodig. Dus voor de kapitalist is het de vraag: hoe krijg ik zoveel mogelijk arbeid uit mijn arbeider geperst voor elke euro die ik aan ze besteedt?
Hoe we dat vroeger voor elkaar kregen was simpel: door middel van belonen en straffen. Maar nu ligt dat wat moeilijker. Ik reed laatst naar huis en belde mijn dochter om haar te vragen of ze wilde stofzuigen. Toen zij ze: 'Nee, ik ben aan het chillen', alsof het een activiteit is. Toen zei ik: 'Het was eigenlijk geen vraag, je moet gaan stofzuigen, want anders word ik boos.' Denk je dat ze had gestofzuigd? Natuurlijk wel! Maar had ze het ook goed gedaan? Nee. Want als je iets moet doen waar je geen zin in hebt, dan lever je alleen nét voldoende arbeid om geen gezeik te krijgen. Uit kapitalistisch oogpunt is dat een probleem. Want hoe krijg ik het optimale stofzuigende vermogen van iemand die alleen maar denkt: 'Ik wil dit niet?' Precies, ik moet zorgen dat ze het wil! Pas iemand die uit zichzelf wil, zal goed produceren. Dus ik moet haar wil veroveren.
Kijk, en dit hebben we nu precies voor elkaar gekregen in ons werk. Want we hebben nu een generatie van werkers die dondersgoed weet dat ze zichzelf moeten vormgeven, dat ze daar zelf verantwoordelijk voor zijn, en dat ze dus moeten slagen in hun werk – want vooral dat is de plek waar je jezelf vormgeeft. Als kapitalist maak ik daar graag gebruik van, want het heeft drie grote voordelen.
Ten eerste krijg ik altijd het onderste uit de kan. Iemand zal alles willen geven, dus ik krijg honderd procet van de productiecapaciteit. Daar worden werknemers zelfs op geselecteerd (gemotiveerd, heet dat dan). Ten tweede hoef ik geen toezicht meer te houden. En ten derde, als het dan niet lukt, en gemiddeld genomen zit tien procent van de beroepsbevolking met een burn-out thuis, kan ik gewoon zeggen dat het aan de werknemer ligt. Zo kan ik organisatieproblemen vermommen als competentieproblemen. En als je bij me komt om te klagen over de werkdruk, zeg ik simpelweg dat er anderen zijn die het wel kunnen. Misschien heb jij wel een competentieprobleem, zeg ik dan. En dan stuur ik je op cursus. En misschien zeg je dan wel dat je hoofd zo vol zit, als je naar huis gaat, en dat je wijn nodig hebt om weer tot bedaren te komen. En ook daar heb ik een cursus voor. Precies, mindfulness!
Dus: arbeiders aller landen, verenigt u! Ik geef je nog drie tips mee om er nog wat van te maken, van dat leven van je:
Tip 1: Bedenk goed wat het betekent dat God dood is. Dat betekent dat er geen blueprint is, dat we vrij zijn. Dat verlost ons van het boze, maar het maakt ons ook verantwoordelijk voor ons eigen bouwplan.
Tip 2: Stop met optimist zijn. Want als je denkt dat het je gaat lukken, dan verkramp je, want dan moet je. En je zult zien dat je dan geheid mislukt.
Tip 3: Word daarom een pessimist. Accepteer van tevoren dat je faalt, dat er toch niets uitkomt. Pas dan zal je zien dat je ontspant en dat je ruimte krijgt om te lachen en van het leven te genieten.