'Met het katholicisme. Dat klinkt als een leer, maar we waren thuis niet streng. Eerlijk gezegd waren we niet echt gelovig, al gingen we één keer per week naar de kerk. De kerkgemeenschap speelde een belangrijke rol in ons leven. Mijn moeder was actief in het koor, het was voor haar een sociale plek. Voor mijn vader was het een moment van bezinning. En als klein kind vond ik het er fantastisch. Ik wilde eigenlijk pastoor worden, zó mooi vond ik het in de kerk. Ik was misdienaar en zat in het koor. De verhalen vond ik betoverend. Ik wilde er zijn voor mensen op de momenten dat het er echt om gaat, bij geboorte, liefde en dood, dan wilde ik iets kunnen zeggen.'
Anno 2020 zijn de seculieren volgens het Sociaal Cultureel Planbureau voor het eerst in de geschiedenis van Nederland in de meerderheid (55%). Dat betekent dat ze niet in God geloven. Waar geloof je in als je niet gelooft? In deze serie voor Brainwash legt Stine Jensen die vraag voor aan denkers, schrijvers en filosofen. Waar bevinden zijn zich op de seculiere meetlat?
Met welk geloof of levensbeschouwing ben je grootgebracht?
Lachend: 'En dat iedereen zijn mond houdt als je aan het woord bent. Het leek me een leven vol grootse momenten, geen saaie kantoorbaan. Maar dat was en is nog steeds voor vrouwen niet weggelegd. Plus, ik was ook niet zo gelovig. Op latere leeftijd dacht ik: ik word dokter, dan doe ik er ook toe op belangrijke momenten. Met mijn tweede studie, filosofie, ben ik uiteindelijk toch in de buurt gekomen van mijn pastorale ambitie: iets betekenisvols proberen te zeggen op belangrijke momenten.'
Wat geloof je nu?
'Ik ben niet gelovig. Toen ik vrij jong was, verongelukte een broer van mij met een tractorongeluk. Ik was tien jaar en hij achttien. Misschien geloofde ik daarvoor nog wel, op een kinderlijke manier. Na deze gebeurtenis leek het me niet zo waarschijnlijk. Het hele idee van God die het beste met je voorheeft, kon gewoon niet kloppen. De kerk bleef wel belangrijk, maar de manier waarop wij omgingen met religie bij ons thuis was bijna een soort humanisme. Mijn moeder was er bijvoorbeeld van overtuigd dat al die mensen in de kerk, inclusief onze pastoor, niet geloofden. De kerk was naar mijn idee een liefdevolle en betekenisvolle poppenkast. Voor de moraal heb je geen God nodig, de moraal krijg je via de gemeenschap tot je: doe iets voor een ander, ga op ziekenbezoek, zorg voor elkaar. Maar wat je mist als je vertrekt, zijn vooral de rituelen: wierook, wijwater, kaarsjes. Dat heeft een functie in tijden van rouw. Ik kan me daar gemakkelijk in voegen, in eeuwenoude rituelen, daar laat ik me door meevoeren. Wij, mijn kinderen en ik, gaan geen kerk voorbij of wij steken een kaarsje op. En we ervaren daar iets bij. Het is een moment van reflectie en bezinning, met bidden heeft het niks te maken.'
'Ik geloof in liefde, kunst en kennis. Liefde staat aan de top van die hiërarchie, en ik hoop dat dit voor iedereen zo is. Liefde voor je partner, kinderen, vrienden. Liefde tussen dierbaren en je daardoor gedragen weten. Kunst biedt troost en kennis betekenis. Ik ben nuchter: ik geloof niet in een voortbestaan, en dat is ook niet veranderd sinds ik een aantal dierbaren heb zien doodgaan. De nuchterheid van de stoïcijnen en de wetenschappelijke benadering bevallen me wel. Ik heb kennis nodig om in te zien dat het meeste je door stom toeval overkomt. En dat dit niet zo erg is. Maar als iemand overlijdt, dan vraag je je af: wat betekent deze dood voor mij? Dat is heel existentieel. Het is niet alleen verdriet, maar dat gaat ook over je eigen plek in de kosmos. Kennis helpt dan niet veel, maar liefde en kunst, vooral muziek, kunnen wel troosten. Die tillen je een klein beetje op uit je persoonlijke ellende.'
Is er een levensgebeurtenis geweest die jouw kijk op de betekenis van het leven heeft veranderd?
'Kinderen krijgen is een heel ingrijpende ervaring, alsook de verlegenheid die daarmee gepaard gaat. Vanuit een wetenschappelijke perspectief is het geen wonder, maar de ervaring is overweldigend. Niet-religieuzen hebben nauwelijks een taal of rituelen voor dat verwonderde gevoel en de dankbaarheid. Toen ik na de bevalling het ziekenhuis uitkwam, met een kind op schoot, toen dacht ik, licht verbijsterd: kan dat zomaar? Hoort deze jongen nu voortaan bij mij? En wat nu? En tien minuten later zaten we thuis op de bank, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.'
'Wat je dan doet? Beschuit met muisjes en champagne, en dat heel vaak. Maar ik miste een ritueel. Het is namelijk zo veel groter dan een individuele ervaring. Dat ervaar je ook bij de dood. Daarom is het zo prettig als er iets is: een structuur, een ritueel. Bij crematies zijn die inmiddels buiten de kerk om ook wel ontstaan, maar juist in het uiten van positieve emoties zijn niet-religieuze mensen minder goed. Zeker, je kunt best zonder. Maar dan rol je maar gedachteloos voort van moment naar moment – zou Nietzsche zeggen. Zo nuchter ben ik dus toch niet. Rituelen voor verwondering, dankbaarheid en overweldigende blijdschap lijken mij zeer welkom in onze tijd.'
Als niet de Bijbel of Koran, welk boek zou iedereen dan moeten lezen volgens jou?
'De pest van Camus. Handig, bijna iedereen heeft het nu toch al in huis. Het is een goed boek als het gaat om een niet-religieuze vorm van betekenisgeving. Dokter Rieux, die mensen verzorgt in het dorp, doet gewoon zijn werk, maar de omstandigheden worden steeds moeilijker. Er zijn sceptici in het dorp die denken dat hij als morele held gezien wil worden. Iemand begint de dokter te ondervragen en hij zegt: 'Ik ben helemaal geen heilige. Ik voel meer solidariteit met overwonnenen dan met heiligen. Wat mij interesseert is mens te zijn.' Mens-zijn: dat is iedere dag je bed uitkomen, op pad gaan, naar eer en geweten handelen, zonder uitzicht op beloning. Dat is een bescheiden ideaal, waarbij de behoeften van anderen voorop staan. Ik wilde ooit dokter worden, vanuit hetzelfde hulpverlenersidee. Ik ben ongeduldiger, egocentrischer en humeuriger dan dokter Rieux, en toch is wat hij zegt niet een abstract onhaalbaar ideaal. Het is niet het ideaal van een heilige, maar een ideaal van mens zijn, dat is al moeilijk genoeg, maar bereikbaar als je er maar aandacht aan besteedt.'
Waar haal je nu je levenswijsheid vandaan?
'Uit boeken. Ja, eerlijk gezegd uit boeken.' Lachend: 'En uit mensen om me heen, die mag ik natuurlijk niet te kort doen. Ik lees nu bijvoorbeeld De ideeën van Multatuli. Dat is ook een humanistische inspiratiebron: hij is heel geëngageerd. Ik probeer profijt te trekken uit wat anderen bedacht hebben. En als publieksfilosoof probeer ik zoveel mogelijk mensen profijt te laten trekken uit het feit dat ik filosofie gestudeerd heb. Ik heb heel veel boeken thuis. Elke avond moeten mijn kinderen verplicht een half uur lezen, het gaat niet vanzelf. Het is wel een klein gevechtje. Maar het moet. Het gaat er ook om dat ze de concentratiespanning leren opbrengen.'
Is het belangrijk om te benoemen of uit te spreken dat je (niet) gelooft?
'Voor mij niet, eerlijk gezegd. Ik heb een lichte verhouding tot geloof, en ik vind het ook niet erg als mensen geloven. Ik ben niet anti-religieus, noch atheïstisch, dat is mij te stellig. Ik ben niet-gelovig. Dat klinkt persoonlijker. Ik zou overigens, bijvoorbeeld in het buitenland, mijzelf omwille van strategische redenen rustig katholiek noemen als dat nodig of handig mocht zijn. In Nederland is je religieuze status geen politieke uitspraak, in andere landen wel.'
Over welke maatschappelijke ontwikkelingen maak jij je het meeste zorgen?
'Over drie zaken. Ten eerste, het klimaat. Ten tweede de digitale revolutie. Ten derde de sociale groeiende ongelijkheid. Dat zijn allemaal humanistische thema's, namelijk: wat doen wij als overmoedige mensen met de planeet, kunnen mensen überhaupt nog bestaan of leggen we het af tegen algoritmes en de horizontale verhoudingen tussen mensen onderling. Ik zie wat dat laatste betreft weinig samenhang in de samenleving. We denken niet over generaties en groepen heen. Een gemeenschap is tegenwoordig vooral rond een bepaalde interesse of belang gecentreerd.'
Wat geeft je hoop?
'Ik ben geen doemdenker. De digitale revolutie is het moeilijkste, als het gaat om regie te houden. Ik probeer na te denken wat politiek is. En ik wil cynisme bestrijden. Ik denk dat we veel meer werk zouden moeten maken van instrumenten voor bestuurlijke vernieuwing, zoals directe democratie en burgerpanels. Hoe kun je de democratie meer echt zelfbestuur laten zijn? Ik zie enthousiasme op plekken waar ik kom: als je mensen spreekt zijn ze bijna allemaal van goede wil. In de krant staat het één, maar in de echte wereld valt het vaak mee. Neem bijvoorbeeld de verpleeghuizen. Toen ik ze alleen kende uit de krant, dacht ik dat overal mensen met vijf personen de hele dag in pyjama op hun kamer lagen. Toen ik er later er in het echt kwam, viel dat toch mee. Net als met de scholen – die zijn niet zó slecht als de krant graag schrijft.'
'Je beeld van de werkelijkheid moet je niet alleen op opiniepeilingen of nieuwsberichten baseren. Dat beïnvloedt je humeur negatief. Praat met mensen, dan valt het mee. Dat is ook beter voor het nationale humeur. We zijn zo bezig met wat anderen doen als het om de coronamaatregelen gaat. Dat vingerwijzende moralisme, daar wil ik van af. We weten dat afstand houden werkt. Niet het moralisme moet op de voorgrond staan, maar ons gedrag.'
'Als troost misschien nog één keer Camus in De pest. Als dokter Rieux een hoteleigenaar ontmoet, die net als zijn stadsgenoten niet ophoudt met klagen over politici die het niet maar lukt om de plaag te stoppen, probeert hij hem moed in te praten. Rieux wijst hem erop dat de situatie voor iedereen vervelend is, dat iedereen in hetzelfde schuitje zit. 'Dat is nu precies het probleem', antwoordt de directeur. 'We zijn nu net als iedereen.' De hoteleigenaar, de dokter, de stadsbewoners: we zitten allemaal met hetzelfde probleem. Ik ben net als iedereen. Die bescheidenheid is moeilijk, maar nodig.'