Levi van Dam (1983) is bijzonder hoogleraar veerkrachtig opgroeien aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is orthopedagoog en ontwikkelde onder meer JIM (Jouw Ingebrachte Mentor), een programma waarbij jongeren die hulp nodig hebben zelf een mentor aanwijzen.
Is er een mentale-gezondheidscrisis onder jongeren? Nee, denkt orthopedagoog Levi van Dam. Jonge mensen kunnen het vooral beter aangeven als het even niet lekker met ze gaat. Ze hoeven niet massaal in therapie, maar kunnen ook zelf aan de slag om hun mentale gezondheid te versterken.
“We poetsen elke dag onze tanden, maar wat is de tandenborstel voor je mentale gezondheid?”
luister de podcast
Abonneer je in je favoriete app op onze podcast
Spotify | Apple Podcasts | NPO Luister
Je hoort vaak dat er een mentale-gezondheidscrisis is onder jongeren, maar jij denkt dat dit niet zo is.
"In de media zien we vaak berichten over een toename van klachten onder jongeren. Ze geven in vragenlijsten aan dat ze last hebben van hoofdpijn, prestatiedruk of stress. Daarin zie je inderdaad een stijging, maar we trekken te snel de conclusie dat er daarom een crisis is en dat die jongeren een mentale stoornis hebben. Terwijl uit epidemiologisch onderzoek naar mentale stoornissen, zoals ADHD, depressie en angst, blijkt dat de aantallen stabiel blijven. In dat soort onderzoek gaat een onafhankelijke onderzoeker in gesprek met een jongere aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst.
Mensen krijgen ongeveer rond hun vijftiende voor het eerst te maken met mentale problemen, dus het klopt ook wel dat jongeren klachten hebben. Ik vind het heel goed dat ze dat aangeven en we moeten die klachten serieus nemen, maar dat is iets anders dan dat er meer jongeren met een stoornis zouden zijn."
Hebben we meer taal gekregen om onze klachten te duiden?
"Ja, al vind ik de taal nog vrij beperkt. Er bestaat zoiets als concept creep, wat betekent dat de betekenis van een concept wordt opgerekt. Dat zie je bijvoorbeeld bij ‘trauma’. Als mijn dochters van veertien en zestien ergens in de rij moeten staan, zeggen ze al dat je daar ‘echt een trauma van krijgt’. Of dat ze depressed zijn als ze niet zijn uitgenodigd voor een feestje.
We gebruiken vaak het woord depressief, terwijl iemand niet echt depressief is. Misschien bedoelt diegene gewoon: ik zit niet zo lekker in mijn vel, heb slecht geslapen of had een moeilijk gesprek. Prima om het daarover te hebben, maar het gesprek wordt wel lastig als die termen zo worden opgerekt."
Op social media vind je ook veel filmpjes van mensen die over hun diagnoses praten, zoals ADHD, of van psychologen die daar informatie over geven. Is dat nuttig, of schuilt daar ook gevaar in?
"De positieve kant is dat het zorgt voor mental health literarcy, dat je meer kennis krijgt over stoornissen als ADHD en de kenmerken die erbij horen. Maar het gevaar is dat we ons te veel met die stoornissen gaan identificeren en gedrag daaruit gaan verklaren, terwijl dat niet het hele verhaal is."
Denk je dat social media een negatieve invloed hebben op de mentale gezondheid van jongeren?
"Ik denk dat er geen één-op-één causale relatie is, alsof tien uur TikTok gelijkstaat aan een depressie. Ik zie vooral dat jongeren met de opkomst van internet, sociale media en gamen een online identiteit moeten vormgeven, wat voor grote druk zorgt.
In mijn jeugd hoefde ik alleen een fysieke identiteit te hebben. Als ik het schoolplein opstapte, was ik gespannen over hoe iedereen er vandaag uitzag en wat ik zelf aanhad, maar dat was één keer per dag. Jongeren van nu hebben ook een digitale identiteit en ervaren elk moment dat ze op hun telefoon kijken zo’n moment van onzekerheid. De druk op wie je wilt worden is veel groter geworden en de hoeveelheid mogelijkheden die je hebt is overweldigend. Je digitale identiteit is eindeloos, je kunt wel vijf TikTok-accounts aanmaken en experimenteren met wie je bent."
Hoe ben je eigenlijk geïnteresseerd geraakt in het werken met jongeren?
"Toen ik zelf een jaar of zeventien was, wist ik niet zo goed wat ik wilde. Ik had de mavo gedaan en liep tijdsen een tussenjaar stage op de langdurige psychiatrie. Daar zag ik mensen die al 20 of 30 jaar in de psychiatrie zaten, die dachten dat ze God waren en poep op de muren smeerden. Ik vond dat heel fascinerend en vroeg me af wat er precies met hen aan de hand was. Mijn begeleider zei dat ik hun dossiers maar eens moest lezen. Daarin zag ik dat alles tot een jaar of zestien, achttien meestal goed ging tot er iets gebeurde: een overlijden van een moeder, een scheiding, een eerste criminele activiteit. Ik wilde graag in die levensfase iets betekenen, als er nog hoop is en je iemand nog bij kunt sturen."
Je ontwikkelde onder meer de JIM voor jongeren, wat staat voor ‘Jouw Ingebrachte Mentor’. Waarom moest die methode er komen?
"We zagen dat jongeren die uit huis worden geplaatst eigenlijk niemand meer vertrouwen. Met hun ouders hebben ze al langere tijd ruzie, hulpverleners hebben ze zien komen en gaan, met politie en docenten kunnen ze ook niks. De volwassenen krijgen ook geen grip op hen, iedereen is zoekende.
Ik vroeg me af of er toch niet nog één persoon was die deze jongeren wel zouden vertrouwen. Een oom, buurman of sportcoach die door de jongere als steun wordt gezien. Vaak hadden ze wel zo iemand, maar wij hadden daar als jeugdinstelling helemaal geen contact mee. Als je jongeren zelf een mentor laat kiezen die belangrijk voor ze is, die nog in hen gelooft, dan werkt dat heel goed. Jongeren nemen dan meer aan omdat ze die persoon vertrouwen. Als bijvoorbeeld een oom zegt dat het een goed idee is om te luisteren naar een hulpverlener, of naar therapie te gaan, dan gaat er vaak weer een deurtje open bij deze jongeren."
Is het niet voor iedereen handig om iemand in je omgeving te hebben met wie je over mentale gezondheid kan praten?
"Ja, zeker, er is een mooi onderzoek van Robert Waldinger, de Harvard Longevity Study, waarin mensen heel lang zijn gevolgd, een jaar of zestig. Met allerlei vragenlijsten en fysieke metingen is gekeken hoe gelukkig die mensen zijn en hoe lang ze leven. Daar kwam uit dat het uiteindelijk niet gaat om geld of status, maar om sociale relaties. Als je fijne mensen om je heen hebt op wie je terug kunt vallen, dan leef je het langst en ben je het gelukkigst.
Dat sociaal contact belangrijk is, lijken we te vergeten wanneer we het hebben over welke pillen je moet slikken of welke sport je moet doen om gezond te blijven."
Toch kun je niet alles oplossen met een goede vriend of mentor. Wanneer is het goed om professionele hulp te gaan zoeken?
"Dat is een moeilijke vraag, maar ik zou zeggen: zodra je merkt dat je op meerdere levensgebieden problemen ervaart en dat voor een langere periode, denk aan enkele maanden. Dan is het een goed moment om een professional te vragen om mee te kijken."
Wat kun je zelf doen om je mentale gezondheid op peil te houden?
"Ik heb het vaak over de tandenborstel voor de mentale gezondheid. Ik poets en flos iedere dag mijn tanden en twee keer per jaar ga ik naar de tandarts voor een gezond gebit. We doen dat helemaal zelf en vinden dat heel normaal. Maar wat zijn nou de dingen die je iedere dag moet doen voor je mentale welzijn?
Vaak zijn dat simpele dingen, zoals dankbaarheid: elke dag drie dingen opschrijven die goed gingen die dag. Daar ga je beter van in je vel zitten en beter van slapen. Dat soort dingen bestaan wel, maar we vinden het een beetje gek. Of het wordt een beetje sleets, dat je na een maand journallen geen zin meer hebt. Ik denk dat we daar zoekende in zijn en dat wij, alle therapeuten en psychologen, daar nog veel beter in kunnen worden. Niet iemand steeds bij jou op de tandartsstoel leggen, maar kijken wat iemand zelf kan doen.
En wat ik iedereen zou aanraden: vind je 8-minuten-persoon, dat is iemand die je elk moment van de dag kunt bellen om acht minuten lang naar jouw verhaal te luisteren, gewoon om er voor jou te zijn. Als je die hebt, dan zit je al lekkerder in je vel."
Interviews elke twee weken bezorgd in je inbox?
abonneer je op onze nieuwsbrief