'Ik voel me dik,' zegt een vriendin. We zitten voor ons beeldscherm, kilometers van elkaar verwijderd, en proberen, ondanks de instabiele internetverbinding, oogcontact te maken. Ik zou haar willen knuffelen, maar dat gaat niet. Ik weet wat ze bedoelt. Ik heb het ook.


Dik is geen gevoel. Toch kennen de meeste vrouwen het. Het hoeft niet eens gebaseerd te zijn op een ervaring (een broek die plotseling op bepaalde plaatsen knelt) of waarneming (een onflatteuze foto) – het kan zomaar, schijnbaar vanuit het niets, komen opzetten.

'Ik zou meer moeten sporten,' denk ik bij mezelf. 'Ik zou minder moeten snoepen.' 99% van de tijd gaat het helemaal niet over mijn uiterlijk, maar is de plotselinge zelfhaat een uiting van ontevredenheid met m'n leven. En natuurlijk ben ik ontevreden met mijn leven: ik kom nauwelijks buiten, ik hang niet meer met de slappe lach in de kroeg, ik ga niet meer in de trein op avontuur naar een andere plaats. Ik zit in m'n huiskamer, afgezonderd van vrienden en collega's, naar m'n eigen navel te staren. Puilde die altijd al zo uit? Zat dat rolletje er al?

Onze dunheidscultuur gaat niet om dunheid, maar om gehoorzaamheid. Je moet voldoen aan een ideaal dat je niet zelf bedacht hebt.

Een paar weken geleden barste ik in huilen uit omdat het avondeten mislukt was. Het smaakte nergens naar. Ik wist wel dat het overdreven was, maar die realisatie maakte het gevoel niet minder. 'Er gebeurt niets leuks meer in mijn leven,' zuchtte ik. 'Het avondeten is een van de hoogtepunten van mijn dag. En nu heb ik zelfs dat niet.'

Ik weet niet hoe het er in andere huishoudens aan toe gaat, maar bij mij thuis is eten niet zomaar eten. Het is een wondermiddel. Vanaf de vroege kindertijd, waarin ik een snoepje op mijn bebloede knie kreeg nadat ik erop was gevallen, tot nu, als eenendertigjarige vrouw, die haar vriendinnen aanraadt om een bak ijs voor zichzelf te kopen als ze liefdesverdriet hebben.

In haar boek Fat is a feminist issue ontleedt psychoanalyticus Susie Orbach de psychologie van het dik zijn. Wie dik is, stelt ze, is niet lui of gulzig, maar probeert zich te onttrekken aan de vele oneerlijke en onhaalbare eisen die er aan haar gesteld worden. Het politieke zelfhulpboek uit 1978 is enigszins verouderd, maar nog altijd in druk – tot Orbachs spijt.

Orbach noemt allerlei redenen om te eten die niets met honger van doen hebben. Van verdiend eten (je hebt het zo zwaar, je hebt recht op iets lekkers), via plezier- (je eet om jezelf te verwennen) en feest-eten (je hebt iets bereikt, en dat vier je met eten) naar stress- (je eet omdat je je zorgen maakt) en vervelings-eten (je hebt niets anders te doen, dus ga je maar iets te eten maken).

Een vrouw, etend in bad

Dit is een periode van collectieve stress, onzekerheid en eenzaamheid, waarbij routine grotendeels is weggevallen. Het is logisch dat we minder bewegen, en meer, of anders, eten. Daarbij: ik houd niet eens van dunne vrouwen. Ik vind het niet mooi. Waarom ben ik dan in hemelsnaam bang voor zoiets banaals als coronakilo's?

In The beauty myth onderzoekt Naomi Wolf het geniepige, ondermijnende en levensgevaarlijke idee van 'schoonheid', van dun zijn, worden of blijven, als een mechanisme dat 20e-eeuwse vrouwen, met hun net herwonnen vrijheid, onder de duim houdt. Wie twee uur per dag bezig is met kleren uitzoeken, scheren, haar stylen en make-up op doen, heeft twee uur minder om te studeren, werken of, zeg, het patriarchaat omver te werpen.

Uiteindelijk, stelt Wolf, gaat het in onze dunheidscultuur niet om dunheid, maar om gehoorzaamheid. Je moet voldoen aan een ideaal dat je niet zelf bedacht hebt, een ideaal dat minder te maken heeft met uiterlijk dan met moraal. De online grapjes over #coronakilo's zijn niet onschuldig. Ons gewicht en uiterlijk is niet een persoonlijk detail, maar een kwestie van moraliteit – anders zouden er niet zulke valse commentaren worden geplaatst over dikke, oude en ongezonde mensen die IC-plaatsen 'bezet houden'.

Het wordt ons steeds opnieuw verteld: dik zijn is minderwaardig zijn, een gebrek aan zelfdiscipline, luiheid, gemakzuchtigheid. Zo'n suboptimale staat van zijn zou niemand van zichzelf moeten accepteren. We moeten gezond zijn, zodat we niet ziek worden, en elke dag opnieuw vroeg opstaan om hard te werken, geld te verdienen, mooie kleren te kopen die ons goed staan, en met een zorgeloze glimlach door het leven glijden.

Dertig jaar na de eerste druk van The beauty myth is de drang tot gehoorzaamheid alleen maar sterker en geniepiger geworden. We leven in een tijd waarin zogenaamd alle lichaamsvormen gevierd worden – zolang ze perfect uitgevoerd zijn. Dikke vrouwen moeten voluptueus zijn, en stevig: geen cellulitis, geen striae, geen drillend vet. Dikke benen, billen en borsten zijn oké, zolang er wél een slanke taille tussen zit. Ongepolijst dik is niet thicc. Je moet eraan werken. Je moet altijd aan jezelf blijven werken. Juist nu.

'Hoe was jouw dag?' vraag ik aan mijn beeldscherm, waarachter mijn vriendin zich ophoudt, kilometers verderop.
'Productief,' antwoordt ze.
Dat betekent: 'Goed.'

Boekentips
Susie Orbach - Fat is a feminist issue (Mooi dik is niet lelijk)
Laurie Penny - Unspeakable things & bitch doctrine
Naomi Wolf - The beauty myth (De zoete leugen, of de mythe van de schoonheid)
Jia Tolentino - Trick Mirror (Het spiegelpaleis)