Het publieke debat is de afgelopen jaren gepolariseerd. Of de discussie nu over het klimaat, vaccinatie of zwarte piet gaat: de tegenstellingen worden groter, de nuance lijkt te verdwijnen. Er wordt niet constructief meer met elkaar gediscussieerd. De extreme uitingen gaan bovendien gepaard met negatieve gevoelens over mensen die een andere opvatting hebben. Denk aan de anti-vaxxers die vrienden kwijtraakten die hun kinderen wel lieten inenten, of aan de blokkeerfriezen die anti-zwartepietdemonstranten probeerden tegen te houden.
Deze zogenoemde 'affectieve polarisatie' - waarin tegenstanders elkaar zien als morele vijanden - is in de Verenigde Staten al langer aan de gang; ze voltrekt zich daar langs de scheidslijnen van democraten en republikeinen. Niet zozeer de liefde voor de eigen partij of groep wakkert de polarisatie aan, maar veeleer de vijandigheid ten opzichte van de andere: het is 'wij tegen zij'. Welke psychologische mechanismes beïnvloeden dit extremisme?
Een eerste mechanisme heeft te maken met de digitalisering van het publieke debat. Op sociale media kom je niet makkelijk andersdenkenden tegen; sociale media stimuleren zelfsegregatie. De kring die je zelf hebt gekozen, fungeert als een echokamer: je kunt er veilig meningen uitwisselen met gelijkgestemden, zonder dat je wordt tegengesproken. Bovendien geven de likes je een emotionele beloning: je voelt je er prettig door, ze maken je zekerder van je zaak. Elke digitale community zoekt aldus haar eigen gelijk: de ene scheldt op Thierry Baudet met zijn boreale praatjes, terwijl de andere juist de loftrompet steekt over de politicus. De ene geeft af op de onwetenden die niets begrijpen van het klimaat, terwijl de andere juist de onverantwoordelijken hekelt die durven te ontkennen dat de mens de opwarming van de aarde veroorzaakt.