Als kind bracht Vermaat menig zomer door op een melkveehouderij. Op 'de boerderij', zoals hij het bedrijf noemde. Het waren geweldige ervaringen: helpen bij het voeren van de koeien, op tractors klimmen en pasgeboren kalfjes die op zijn hand sabbelen. Toen hij een jaar of negen was, zag hij hoe een koe, die even daarvoor in de wei bevallen moest zijn, bij de stal van haar kalf gescheiden werd. 'Met z'n drieën waren de boer en zijn zoons in de weer om ze uit elkaar te halen', vertelt hij. 'Dat maakte diepe indruk op me. Ik zag dat beide dieren wanhopige pogingen deden om weer bij elkaar te komen. Dat lukte een aantal keer, tot ze definitief van elkaar gescheiden werden. Ik was daar boos en verdrietig over. Twee maanden lang zou de moeder tevergeefs zoeken naar haar kalf.'
Het is dat moment waaraan hij jaren later, tijdens zijn studie Milieu-maatschappijwetenschappen, regelmatig terugdenkt. 'Toen pas kon ik plaatsen dat wat daar gebeurde geen uitzondering is. Kalfjes worden direct na de geboorte bij hun moeder weggehaald omdat ze anders de melk opdrinken die voor menselijke consumptie bestemd is. De kalfjes die ik die zomers op mijn handen liet sabbelen, deden dat vanuit een zuigreflex, omdat ze eigenlijk melk horen te drinken uit de uier van hun moeder.' Dat is het moment waarop Vermaat besluit veganist te worden. 'Vanaf mijn veertiende ben ik vegetariër, nadat ik beelden van de bio-industrie had gezien op televisie. Toen ik besefte dat er ook in de zuivelindustrie zoveel dierenleed is, wist ik dat als ik mijn principes serieus nam, ik veganist zou moeten worden.'