Het verband tussen biologische en culturele diversiteit wordt steeds meer onderkend, schrijft journalist Addie Schulte, na een fietstocht door de Duitse Eifel. Zoals biodiversiteit noodzakelijk is voor de natuur om te overleven, zo kunnen we ook niet zonder culturele diversiteit: 'De diversiteit van diversiteit mag meer benadrukt worden.'


Op een mistige zomerdag fietste ik in de Duitse Eifel een heuvel op. Op een kleine hoogvlakte bevindt zich daar Vogelsang, een oord waar tijdens het Derde Rijk de toekomstige elite werd opgeleid. Het complex is voor een groot deel nog intact, met een soort campus van gebouwen van donkere stenen, een imposante toren en reliëfs van ruiters met ontbloot bovenlijf. Het biedt een fantastisch uitzicht over het landschap, met een meer en heuvels rondom.

Het is cruciaal om een verband te leggen tussen verschillende vormen van diversiteit. De diversiteit van diversiteit mag meer benadrukt worden.

Vogelsang is een schitterende en tegelijk sinistere plek, die een belangrijke les leert over monocultuur en diversiteit. Het is zo'n plek waar Duitsland toont dat het heus keurig met zijn verleden omgaat, en ook met zijn natuur. In een moderne aanbouw zijn twee tentoonstellingen te zien. 'Bestemming Herrenmensch' legt met documenten, foto's en getuigenverklaringen uit hoe de nazi's dachten op deze plek de leiders van de toekomst klaar te stomen. De studenten liepen vaak in uniform, dat ze het liefst zelfs in hun vrije tijd aanhielden.

Aan de andere kant van het moderne gebouw is een tweede tentoonstelling te zien: 'Wildernisdromen'. Die gaat over de natuur, vooral over de directe omgeving. Zoals vaker als het om natuur gaat, is die tentoonstelling nogal sterk op kinderen gericht. Dat geeft het onderwerp een soort 'onschuldige' look; het is allemaal leuk en aardig om te zien, net als kinderen, maar ook niet honderd procent serieus te nemen. De natuur wordt bijna voorgesteld als een voorbijgaande fase: vergelijkbaar met de kinderjaren. Gelukkig is er ook wel wat diepgaandere informatie te vinden.

De tentoonstellingen lijken twee totaal verschillende werelden te tonen: de fraaie beelden van bomen en planten en de schattige filmpjes van dieren en zacht kabbelend water tegenover de onheilspellende geschiedenis van het nazi-instituut, waar geweld en ontmenselijking de grondtoon bepaalden. Maar gaandeweg wordt een verband tussen de cult van de Herrenmensch en de omgang met de natuur duidelijk. Uit de twee werelden valt toch een les te destilleren.

De nazi's streefden naar een hiërarchische monocultuur. De mannen die opgeleid werden om de leiding te nemen zagen er grosso modo eenvormig uit. Ze moesten voldoen aan de eisen voor de Germaanse man, ze mochten niet te lang, te kort of te dik zijn. En ze werden overtuigd van hun superioriteit. Zij stonden bovenaan iedere denkbare rangorde. Dat was volgens de nazi's de natuurlijke indeling van de wereld.

In de andere tentoonstelling, die over de natuur, zie je een complex systeem, waarbij soorten en individuen ieder een rol hebben. Ieder wezen heeft een ecologische functie in een verdeling waarin geen absolute hiërarchie bestaat. De grootste boom wordt uiteindelijk door de kleinste organismes opgegeten en verwerkt tot grondstoffen die weer andere organismes kunnen benutten. Het is een systeem met diversiteit als wezenlijk kenmerk. Te veel eenvormigheid is een risico.

Burg Vogelsang

Dat is te zien op de omringende heuvels in de Eifel. Grote bruine plekken op de hellingen duiden op de sterfte van fijnsparren. Ze worden aangetast door de letterzetter, een kever. Hele stukken bos worden met Duitse voorzichtigheid als levensgevaarlijk aangemerkt, omdat de aangevreten bomen ieder moment kunnen omvallen.

De kever profiteerde van de droogte van de afgelopen jaren, maar ook van het beleid om op lege stukken allemaal dezelfde bomen aan te planten. De monocultuur werd het broeinest van de ondergang. Een bos met meer gemengde begroeiing is veerkrachtiger. Plagen hebben daar minder kans. Diversiteit of het gebrek eraan vormt de verbinding tussen de twee tentoonstellingen. De nazi's kozen voor culturele eenvormigheid. Hun geüniformeerde 'Duizendjarige' Rijk bleek niet erg duurzaam. En in het bos blijkt diversiteit een belangrijke waarde.

Het verband tussen biologische en culturele diversiteit wordt steeds meer onderkend. Het vrij nieuwe concept van biodiversiteit wordt aangevuld of vervangen door dat van 'bioculturele diversiteit'. Vaak wordt die geassocieerd met bedreigde volken in net zo sterk bedreigde tropische regenwouden van de Amazone. Want als daar de natuurlijke diversiteit verdwijnt, gaat ook de culturele diversiteit verloren, inclusief talen, gebruiken en kennis van de natuur.

Maar het idee valt ook op andere terreinen te betrekken, dichter bij huis. Denk aan nieuwe woonwijken met allemaal dezelfde woningen, zoals die in het verleden vaak zijn gebouwd. Het leidt tot eenvormigheid, slaapsteden waar niks te doen is, verveling, leegloop. Diversiteit in leeftijden en leefstijlen kan zorgen voor veel levendigere omgevingen. Denk ook aan de combinatie van landbouw en natuurbescherming. De eenvormigheid van grote delen van het Nederlandse platteland heeft niet een alleen negatief effect op de biologische diversiteit, maar misschien ook wel op de culturele levensvatbaarheid van die streken in deze vorm. Alleen door diversiteit toe te voegen komt er weer leven in.

Terug naar Vogelsang. Het verleden van het Derde Rijk heeft de Duitse omgang met de natuur zwaar beïnvloed. Op de tentoonstelling Wildernisdromen wordt dat even aangestipt. Vooral het bos werd geassocieerd met nazi's. Die zagen de Duitsers als 'bosmens', die uiteraard boven de Slavische 'steppenmens' en de Joodse 'woestijnmens' stond.

Nazi-ideologen legden een nauw verband tussen de vermeende Duitse volksaard en het land. In 1935 werd een natuurbeschermingswet aangenomen, die verder ging dan wat de standaard was in andere landen. Het werd onder andere mogelijk om beschermde gebieden aan te wijzen. Nazi-kopstuk Hermann Göring steunde de plannen om het bos als een Dauerwald te beheren, een soort duurzaam bosbeheer. Dat werd officieel beleid in 1934. Het geheel werd overgoten met een nationaalsocialistische saus. Maar toen de oorlog was begonnen bleek toch dat natuur en landschap ondergeschikt werden gemaakt aan de militaire en economische behoeften. De nazi's waren lang niet zo 'groen' als ze zich voordeden. De band met de natuur werd vooral benadrukt uit nationalistische en racistische motieven, niet uit pure liefde voor plant en dier, laat staan mens.

Natuurbescherming bleef na de oorlog decennialang een taboe-onderwerp. Nog steeds is wel het gemakzuchtige verwijt te horen dat groene politiek een bruin randje heeft. In Duitsland zijn er bosminnende leden van de AfD die hun partij als de Heimatpartei beschouwen. Hier zegt FVD 'de Nederlandse natuur' te koesteren. De partij wil die beschermen door migratie te beperken. Maar wie maatschappelijk voor een monocultuur pleit, heeft niet begrepen hoe het er in de natuur aan toe gaat. De monocultuur is juist kwetsbaar voor plagen of veranderingen. De biologische werkelijkheid laat de kwetsbaarheid van te grote eenvormigheid zien.

Het is cruciaal om een verband te leggen tussen verschillende vormen van diversiteit. Wie naar biodiversiteit streeft, maar weinig doet aan sociale en culturele diversiteit, loopt een groot risico de steun van een deel van de betrokkenen te verliezen. De diversiteit van diversiteit mag meer benadrukt worden. Want misschien is het niet altijd haalbaar om van gecultiveerd en eenvormig landschap de meest biodiverse natuur te maken, maar moet het iets bescheidener streven zijn om een landschap te scheppen waarin culturele en ecologische diversiteit allebei een plaats hebben. Vogelsang heeft mij iets geleerd.