Kolbert ziet wel mogelijk nadelige of onbedoelde gevolgen van dergelijke acties. Toch moeten die doorgaan, stelt ze. 'De kwestie is tegenwoordig niet óf we de natuur gaan veranderen, maar met welk doel'. Bij de wetenschappers die ze spreekt ziet ze geen techno-optimisme, maar eerder technofatalisme. Wat zij doen is het beste in een bijna uitzichtloze situatie. Ze vergelijkt het met chemotherapie: niemand is er voor, maar soms is er niets beters.
In het boekje De wilde wereld van journalist Sanne Bloemink komen nog wildere ideeën ter sprake om de natuur te behouden. Zo is er de suggestie om wildernis te creëren met behulp van kunstmatige intelligentie. Dat kan zonder tussenkomst van de mens, is het idee. Hoe dit moet werken is echter nog niet duidelijk. Concreter is het plan om bedreigde dieren, met name in de tropen, te voorzien van een digitale portemonnee. Het geld, gedoneerd uit rijke landen, zou tegoed komen aan de menselijke bevolking van de streken waar deze dieren wonen, die er dan belang bij krijgt om de biodiversiteit in stand te houden. Achterliggend zijn ideeën over het nut van de natuur, die tegenwoordig vaak wordt uitgedrukt in termen als 'ecosysteemdiensten' en 'natuurlijk kapitaal'.
Maar als ik in mijn tuin een eikenstek zie, denk ik niet aan een ecosysteemdienst. En als een roodborst hier foerageert, zie ik geen natuurlijk kapitaal. Bloemink is ook sceptisch over die benadering. We moeten naar verbondenheid met de natuur, stelt ze. Die verbondenheid kan leiden tot een andere omgang met de omgeving. Maar hoe krijg je die? Ze zegt, helaas, geen gesprek te kunnen voeren met een berg. Uit een ander continent komt raad. Praten met bomen of rivieren, dat is voor Ailton Krenak juist vanzelfsprekend. In zijn essay Ideeën om het einde van de wereld uit te stellen legt hij uit dat de band met bergen, planten en dieren essentieel is voor zijn volk, de Krenak in het zuidoosten van Brazilië.
De bedachte scheiding tussen mens en natuur, natuur en cultuur, is hem wezensvreemd. Niet om daarmee ieder menselijk handelen goed te praten, eerder het tegendeel. Vooral het door het bedrijfsleven aangejaagde consumentisme zit hem dwars. Ook het idee dat er één mensheid is, die zich op één manier met de omgeving verhoudt. Hij pleit voor diversiteit, niet alleen in biologisch, maar ook in cultureel opzicht. Zodat we niet meer vreemd opkijken als iemand met een berg of een steen spreekt. De oplossing voor allerlei crises ligt niet in meer wetenschap of technologie, maar in de ervaring van een dromenland, 'een wereld met een ander register'.
Zo'n dromenland is voor velen waarschijnlijk onbereikbaar. Maar het ligt ook niet zo ver weg. Want het is steeds de emotionele waarde van de natuur die tegenwicht biedt tegen de rationele benadering.
Bloemink komt tot de conclusie dat het besef deel uit te maken van een groter geheel cruciaal is. 'We moeten als mensheid denken, als collectief', schrijft ze. En niet alleen binnen de lijnen van de wetenschap, maar ook daar voorbij. Dat moet leiden tot een cultuuromslag. Er zijn andere zintuigen, andere vormen van kennis voor nodig: 'luisteren naar de niet-menselijke, materiële wereld om ons heen.' Daarvoor zijn al tal van initiatieven, zoals de ambassade van de Noordzee en de pogingen om rechten toe te kennen aan rivieren en natuurgebieden. De wildernis moet een stem krijgen.