Het klimaatnieuws was weer dramatisch, de afgelopen weken. Eerst kwam het bericht dat de onderwatersmelting op het Arctische continent aanzienlijk sneller gaat dan gedacht. Uit langdurig onderzoek van IMBIE, een internationaal consortium van 84 wetenschappers, blijkt dat we de verwachtingen over de zeespiegelstijging flink moeten bijstellen. Als de plotselinge versnelling (tussen 2010 en 2016 gemeten) elke tien jaar verdrievoudigt, hebben veel kuststeden over dertig jaar ernstige problemen.
Dan het uitgelekte VN-rapport, waarin het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) de noodklok harder luidt dan ooit. Klimaatopwarming is op koers om de in het Parijs-akkoord vastgelegde streven van een maximum van 1,5 graad Celsius opwarming al in 2040 te passeren. De 147 landen die het akkoord hebben ondertekend zullen een 'snelle en verstrekkende' verandering moeten doorvoeren in de wereldeconomie (lees: heel rap van de fossiele brandstof af, richting hernieuwbare energie) om het eerder gestelde maximum van 1,5 graad Celsius nog te halen. Nadat het kantelpunt bereikt is, kan het smelten niet gestopt worden en is er geen weg meer terug.
We leven in apocalyptische tijden. Een duistere toekomstwolk komt onze kant op en we staan erbij en kijken ernaar. Verlamd door de grootsheid ervan. 'Ik word er moedeloos van', 'ik voel me verslagen', 'deprimerend'; het zijn uitspraken en kreten die ik vaak hoor. En dat is ook wel begrijpelijk. Doembeelden zijn nooit leuk. Toch hebben ze ook een functie. De Duitse filosoof Hans Jonas schreef in 1979:
'De profetie van de ondergang wordt gedaan om de komst ervan te voorkomen, en het zou het toppunt van onrecht zijn om later de 'alarmerende' te bespotten omdat 'het toch niet zo erg bleek te zijn'. Het kan hun verdienste zijn om ongelijk te hebben gehad.'
De paradox is dus: juist door de (potentieel duistere) toekomst naar voren te halen – ons het slechtst denkbare in te beelden – laten we de toekomst niet over aan de toekomst, maar maken we het een kwestie van het heden. Jonas noemde dit zelf de 'ethiek van verantwoordelijkheid' en draait daarmee het principe van de 'utopie', – wat in de 20e eeuw maar al te vaak betekende dat het heden werd opgeofferd voor de toekomst – om en vervangt deze voor het standpunt dat het name uitmaakt wat we nu doen voor het verloop van de toekomst. Doembeelden (mits ze ook handelingsmogelijkheden schetsen) kunnen daarbij nuttig zijn.