Onlangs was ik aanwezig bij een bijeenkomst over de betekenis van het landschap. Er werd gesproken over de schoonheid van desolate en onherbergzame natuurgebieden en, in bredere zin, over de relatie tussen mens en natuur en hoe die relatie per cultuur kan verschillen.
De zaal zat vol welwillende natuurliefhebbers en al snel bewoog de discussie richting onze omgang met de natuur. De welbekende bezorgdheden borrelden op. Iemand uit het publiek sprak over hoe de mens vervreemd is geraakt van de natuur, weer iemand anders benadrukte dat we de natuur niet moeten willen beheersen.
Op het eerste gehoor allemaal sympathieke overdenkingen, maar bij nader inzien ook problematisch. Dat zit zo 'm, realiseerde ik mij tijdens de bijeenkomst, met name in het woordje 'natuur'. Want kunnen we überhaupt wel spreken van 'de natuur' als we daar zelf onderdeel van zijn? Plaatsen we ons, door dat te zeggen, niet juist telkens buiten de natuur, op psychologische afstand van hetgeen waar we feitelijk geen afstand van kunnen nemen?
Tekst loopt door onder de foto.