Oud-politicus en jeugdboekenschrijver Jan Terlouw maakte eind vorig jaar indruk met een vurig pleidooi in De Wereld Draait Door. We zijn het vertrouwen in elkaar kwijtgeraakt, zei hij. En ook: we moeten als de sodemieter tot ons door laten dringen dat het niet de goede kant op gaat met ons klimaat. In het publieke debat dat naar aanleiding daarvan ontstond was veel aandacht voor 'het touwtje uit de brievenbus'. Over klimaatverandering ging het tot mijn verbazing nauwelijks.
Terlouw snapt trouwens heel goed hoe dat werkt: hij schreef er de 'klimaatnovelle' Kop uit 't Zand over. Daar lezen we hoe in een nabije toekomst een waterbouwkundige, Bert Algers, steeds kan kiezen om écht iets te doen, maar om begrijpelijke redenen – huwelijk, salarisverhoging, kinderwens, scheiding – steeds voor 'de waan van de dag' kiest.
Hij is geen slecht mens, zoveel is duidelijk. Maar waarom deed hij nooit iets? Omdat wij niet hard-wired zijn voor de lange lijnen. Aan het slot van de novelle merkt Algers op dat wij mensen tot alles in staat zijn wanneer we ons niet door emoties, driften en verlangens laten leiden, maar dat er helaas 'geen Darwinistich mechanisme is dat aandacht vraagt voor de belangen op de lange termijn'.
Het is geen wonder dat we collectief op het gebrek aan vertrouwen doken en zo snel mogelijk onze ogen sloten voor het belangrijkste deel van Terlouw's oproep: kom in opstand! Doe iets aan de ecologische crisis!
Het probleem met ecologische dreiging is dat die moeilijk voorstelbaar is. Het heeft alle kenmerken van wat filosoof Timothy Morton een hyberobject noemt, een 'object' waar wij zelf onderdeel van uitmaken en dat zich zó ver uitstrekt in ruimte en tijd dat het ons bevattingsvermogen te boven gaat. Wanneer is de klimaatcrisis ontstaan? En hoe? Door wie? Traditionele noties als verantwoordelijkheid, oorsprong en zelfs oorzaak en gevolg, zijn betekenisloos geworden.
Zoals Peter van Wyck opmerkt, maakt ecologische dreiging geen onderscheid tussen tussen slachtoffer en dader, noch trekt het zich iets aan van soevereiniteit en geopolitieke verhoudingen. Van Wyck noemt deze vorm van dreiging 'chimerisch'. Het is als een een uit meerdere beesten samengesteld monster. En die zijn notoir moeilijk te bevechten.
Daar laat Terlouw zich evenwel niet door uit het veld slaan. Zo benadrukte hij onlangs dat daar waar beleid was gemaakt naar aanleiding van het rapport Grenzen aan de Groei (1972) van de Club van Rome, de voorspellingen niet zijn uitgekomen. Het heeft dus zin om ons te richten op langetermijnbelangen. Het leert ons bovendien dat politiek ertoe doet. 'Politiek, pak het leiderschap terug!', zei hij die avond ook. En tegen de jeugd: 'Pik het niet! Het is jullie toekomst!'.
Vorige week schoof Terlouw opnieuw aan bij DWDD. Om hem heen de voorzitters van tien jongerenpartijen. Zij presenteerden hun manifest voor duurzaamheid. Over de totstandkoming ervan vertelden ze dat het vrij eenvoudig was gebleken om het op te stellen. Ik hoop vurig dat deze politici in spe ter zijner tijd hun ogen op de langetermijn gericht houden en niet zwichten voor oh zo verleidelijke kortetermijnverlangens.