This is the way the world ends. This is the way the world ends. This is the way the world ends. Not with a bang but a whimper. – T.S. Eliot
Zo af en toe droom ik dat de wereld vergaat. Volledig. Zoals in Lars von Triers Melancholia. Het échte einde maak ik trouwens nooit mee. Alleen het moment daarvoor, waarop het besef is doorgedrongen, maar het nog wachten is op het einde. In paniek ben ik nooit. Misschien omdat ik weet dat het einde onontkoombaar is? Onafwendbaar? Dat ik niets kan doen behalve me eraan over te geven? De grootste vorm van lijden is het lijden dat men vreest, zeggen ze. Als je weet dat het einde nabij is, is in ieder geval duidelijk hoe de zaken ervoor staan.
En dat is in ons wakende leven doorgaans niet het geval. Daar moeten we ons hoeden voor fake news, leren omgaan met de verlokkingen van post truth en filter bubbles – het zou wat zijn om de weerbarstige werkelijkheid de laan uit te kunnen sturen! Alleen nog kristalhelderheid! – en niet te zwichten voor klip en klare vergezichten. En dat geldt zowel voor het opgeschoonde Nederland van Wilders, als dat van Klaver, die ons graag een 'schone en zekere toekomst' binnenvoert.
Terwijl Wilders Nederland weer van ons gaat maken, smelt het ijs van Antarctica rustig door. In een interview in De Volkskrant vertelt René ten Bos, de nieuwe Denker des Vaderlands, dat zijn 21-jarige dochter niet meer gelooft in democratie. Een vorm van ecostalinisme dan? Onze vrijheid opgeven om de aarde te redden? Ten Bos vindt het een mooi woord, maar ziet weinig in deze top-down-benadering.
Ten Bos is er sowieso niet op uit om ons de weg te wijzen. "Ik stuur mijn publiek met vaste hand het bos in", zegt hij over zijn nieuwe boek Dwalen in het Antropoceen. Wie wil begrijpen wat precies dat 'antropoceen' is, het tijdperk waarin de mens meer dan ooit een stempel op de aarde drukt, met catastrofale gevolgen als de zeespiegelstijging, klimaatopwarming en massa-extinctie, moet van de gebaande paden af. We geven namen omdat we bang zijn, aldus Ten Bos. Door het beest een naam te geven – wacht! We leven in het tijdperk van de mens. Van de antropos. Het antropoceen dus! – bezweren we de angst. Wat er precies aan de hand is weten we nog steeds niet, maar de naamgeving suggereert een richting, de illusie dat we weten waar we naartoe gaan.
Het zijn slechte tijden voor control freaks. Wie haar onzekerheid en angst de baas wil, moet de hoop op overzicht loslaten en leren dwalen. En wanneer ik droom dat wereld vergaat, probeer ik net zo goed houvast te vinden. Ten Bos benadrukt dat we de neiging hebben om catastrofes op te vatten als alles-of nietsgebeurtenissen, terwijl de zaken in werkelijkheid een stuk complexer zijn – zo schijnen dinosaurussen al op hun retour te zijn geweest toen de meteoriet insloeg.
Dat zal me een knal geweest zijn. De meeste catastrofes gaan echter met minder kabaal gepaard. Zo merk ik er helemaal niets van dat op dit moment de zesde massa-extinctie plaatsvindt. In september 2014 bracht het WNF naar buiten dat in de voorgaande 40 jaar de helft van alle in het wild levende dieren was uitgestorven.
De helft.
T.S. Eliot dichtte al dat het einde niet zou komen met een knal, maar met een snik.