Onze collectieve verbeelding is in de ban van de nationale horizon. Als we tegenwoordig over 'onze' nationale identiteit en 'onze' normen en waarden spreken, dan definiëren we deze vaak op grond van sociaal-culturele representaties en verworvenheden. Daarmee zien we iets heel belangrijks over het hoofd: de plek waar we leven.
In het debat over de Nederlandse identiteit buitelen abstracte termen over elkaar. De Nederlandse cultuur staat voor vrijheid, autonomie, tolerantie... Begrippen die niet alleen dienen als identiteitsbevestigend, maar veelal ook als een uitsluitingsretoriek (vluchtelingen en minderheden kunnen hiermee worden weggezet als 'niet-Nederlands'). Echter, daar gaat het mij hier niet om. Waar ik het over wil hebben is dat we in de discussie omtrent nationale identiteit een belangrijk punt missen, namelijk zoiets aards als onze directe leefomgeving.
We mogen dan digitaal overal heen kunnen surfen, de grond waarop we staan en de lucht die we inademen is nog steeds een belangrijke factor in onze identiteitsontwikkeling. Wij zijn immers als Neder(laag)land toch het product van de zogenoemde 'strijd tegen het water'. Sinds de 17e eeuw - dankzij Nederlandse schilders als Jacob van Ruisdael - internationaal bekend om onze 'Hollandse luchten', de gebroken bewolking die tot bloemkoolvormige stapelwolken leidt.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
De molen bij Wijk van Duurstede. Jacob van Ruisdael. 1670
Je zou dus ook kunnen zeggen: Nederland is wolkenvolk! Net als de Noord-Fransen en de Britten overigens. Daarnaast heb je ook bergvolkeren, stadsmensen, zeelui, plattelanders, eilanders, inboorlingen en ga zo maar door. De lokale biotoop, als fragment van de planeet waarop we leven, is een belangrijke en vaak onderschatte hofleverancier voor de bouwstenen van onze identiteit.
Niet onze kunstmatige landgrenzen, maar de geografische, klimatologische, hydrologische en ecologische kwaliteiten van onze leefruimte vormen de basis van ons zelfbeeld. Daarom is een 'uit de klei gewassen' Zeeuw ook een ander mens dan een 'Hunkertukker' uit Twente. Ze zijn in een andere biotoop volwassen geworden.
Hoe verenigen we onze hedendaagse behoefte tot lokale verbondenheid met de noodzaak om op een planetair niveau te leren leven? Is er een uitweg tussen de verstikkende tegenstelling lokaal versus globaal?
Een interessant concept dat zich wellicht als kandidaat aandient is bioregionalisme: een sociale en culturele identiteit die niet gebaseerd is op politieke landgrenzen, maar op het unieke ecologische karakter van de omringende leefomgeving. De gedachte daarbij is dat de ecologische leefomgeving (denk onder andere aan geografie, klimaat, plantenleven en lokale diersoorten) direct van invloed is op de manier waarop mensen met elkaar leven, op hun onderlinge politiek en cultuur.
De bioregio is daarmee een alternatief voor het antropocentrische concept van de natiestaat. Het maakt immers geen hard onderscheid tussen mens en natuur. Een voorbeeld van een bioregio is Cascadia (a land of falling waters), een regio die voorbij nationale landgrenzen gaat en bestaat uit grote delen van Oregon, Washington, en noordelijke delen van Alaska, Californië en de West Coast.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
De bioregio Cascadia
Het achterliggende argument is simpel: wie in Washington of Oregon (Verenigde Staten) leeft heeft veel meer gemeen met diegene die in British Colombia (Canada) woont dan met iemand die in Texas woont. Gezamenlijk streeft men in Cascadia na om lokale natuurlijke systemen te herstellen en onderhouden en tevens duurzame praktijken te ontwikkelen die mensen kunnen voorzien van fundamentele behoeften zoals voedsel, water, onderdak en materiaal.
Bioregionalisme zou je daarmee kunnen zien als gulden middenweg tussen nationalisme en globalisme: het verbindt de lokale biotoop aan hetgeen waar het onderdeel van is: de planeet. Het is de zowel lokaal als planetair, en erkent daarmee dat mensen niet alleen in steden, dorpen of op het platteland leven, maar ook in ecosystemen.
Vraag een willekeurige geograaf wat een van zijn belangrijkste inzichten is en hij zal je negen van de tien keer antwoorden: plekken vormen mensen. Plekken hebben een 'ziel', het zijn zintuigelijke ankerpunten voor de ontwikkeling van een gevoel van 'thuis-zijn'. "Mens-zijn", zo schrijft de Canadese geograaf Edward Relph, "is leven in een wereld die vol is van betekenisvolle plekken: mens-zijn betekent dat je je plaats hebt en kent."
meer weten?Lees ook dit manifest voor een nieuwe en een andere wereld, dat Ruben Jacobs eerder schreef voor Brainwash.
Lees hierover ook deze bijdrage van socioloog Jan Willem Duyvendak: Hoe populisten linkse verkiezingsthema's claimen.
Jacob van Ruisdael, die leefde van 1628 tot 1682, was schilder, tekenaar en etser. Hij staat bekend om zijn landschappen en zeegezichten.