Helemaal toekomstmuziek is het digitaliseren van menselijk bewustzijn niet. Eerder voorspelde de Amerikaanse futuroloog Ray Kurzweil dat het transhumanisme, de evolutie van de mens door integratie van het lichaam met gevorderde computertechnologie, een hoge vlucht zal nemen. Nog verder gaat de Zweedse natuurkundige Max Tegmark die stelt dat het slechts een kwestie van tijd is voordat we het menselijk brein kunnen nabouwen en vervolgens uploaden in een virtuele omgeving.
Het klinkt zo verlokkelijk: je hersenen kopiëren en vervolgens in cyberspace genieten van het eeuwige leven. Maar in Upload, een nieuwe opera van Michel van der Aa, is dit het begin van een oneindige nachtmerrie.
Componist Michel van der Aa benadert deze kwesties vanuit een herkenbare hoek: de relatie tussen vader en dochter. In Upload, eerder dit jaar als 'opera-film' uitgebracht toen de podiumversie wegens de coronacrisis uitgesteld werd, ontdekt de dochter (sopraan Julia Bullock) dat haar vader (bariton Roderick Williams) 'virtueel' is geworden. Hij verschijnt als een soort hologram bij haar thuis. Geschrokken wil ze weten: wat heb je gedaan! Hij antwoordt: nu ben ik eindelijk vrij, en bevrijd van het lichaam dat mij zoveel pijn bezorgde.
Na de shock komt de woede: hoe had haar vader dit ooit kunnen doen. Zijn reactie zegt veel: hij voelt zich zonder dat lichaam niet minder mens. Want: 'Ik heb nog altijd de mogelijkheid om te dromen.'
In de film verplaatst het verhaal zich via flashbacks naar een soort hi-tech-centrum, waar slimme wetenschappers behoorlijk ingenomen met zichzelf vertellen over hoe dat uploaden nou precies in zijn werk gaat. Hier zien we veel sciencefictionconventies zoals laboratoria met allerlei apparatuur, die natuurlijk meteen doen denken aan Mary Shelley's klassieke roman Frankenstein, maar ook aan de wonderlijke hervertelling daarvan door de Engelse auteur Jeanette Winterson: Frankissstein (2019), die ik toevallig een paar maanden geleden heb gelezen.
Een van de personages in Wintersons boek is de transhumanist Victor Stein, een wetenschappers die tevens aan cryogenie doet, het invriezen van mensen die vele jaren later weer tot leven kunnen worden gewekt. Stein ontmoet de arts Ry Shelley, een transgender. Tegen Victor zegt Ry: 'Sommige van ons zijn ook transhumanisten. Dat is niet zo gek, want we voelen aan dat we in het verkeerde lichaam zijn. We snappen dus het idee dat wat voor lichaam dan ook het verkeerde lichaam is.'
Dat laatste vinden ook de vader en anderen die zich in Upload melden bij het centrum waar hun hersenen zullen worden gescand. Een lichaam? Wie heeft dat nodig? En: natuurlijk wil je voor eeuwig leven (enige vereiste: je moet eerst doodgaan). De dochter gelooft hier niets van en zegt tegen haar vader: 'Ik geloof meer in mijn ziel dan in mijn lichaam.' En: 'Ik weet zéker dat jij niet bestaat.' Maar de vader houdt voet bij stuk: 'Ik bén de echte ik.'
Er komt een kink in de kabel wanneer blijkt dat alle trauma's van de vader min of meer per ongeluk mee zijn geüpload naar zijn nieuwe, virtuele zelf. Dit leidt behalve tot angst ook tot grote eenzaamheid. Maar de kernvraag blijft: is de prijs die je betaalt voor het loskomen van je lichaam de moeite waard?
Van der Aa's opera focust op al deze kwesties. De ironie is natuurlijk dat de vorm zelf een soort van antwoord biedt op de echt-onecht-dichotomie. Want opera is nu juist de meest analoge kunstvorm denkbaar: podium, sets, een orkest, mensen (lichamen) die zingen. Alles wat je hierbij aan virtualisering kunt bedenken, is tweedehands (een live, gestreamde uitvoering). Ook de film van Van der Aa mist het fysieke, het echte, van een operazaal. De film is mooi, maar niet zo mooi als een voorstelling in de Nationale Opera. (Voor de duidelijkheid: het is geen speelfilm, maar een 'opera-film' waarin, dat nu weer wel, de makers behoorlijk innovatief zijn omgegaan met zang, externe sets en het gebruik van beelden die virtualiteit voorstellen.)
Het punt is wel dat Upload ons confronteert met wat we precies missen nu we onherroepelijk het transhumanistische tijdperk betreden. Het is net alsof we zoals de dochter in het verhaal het 'postmenselijke' niet kunnen accepteren, alsof dat ons afstoot zoals in het geval van reacties op de griezelvallei (uncanny valley), de term ons afkeer beschrijft wanneer we geconfronteerd worden met een robot die sterk op een mens lijkt.
Een mens. Dat heeft toch vooral een lichaam. Dat zegt de dochter, juist op het moment dat ze haar virtuele vader ziet zoals ze hem altijd heeft gekend. Maar nu is hij enen en nullen — en daardoor afstotelijk. De keerzijde, de bevrijding die het losmaken van het lichaam kan brengen, is voor de dochter niet reëel.
Misschien moeten we zoals de dochter nog wennen aan de toekomstvisioenen van de wetenschappers Kurzweil en Tegmark. Misschien zullen we daar nooit aan wennen, omdat we dat niet kunnen (ons lichaam bepaalt ons, dan toch). Maar is zo'n leven zonder het stoffelijke dan werkelijk een nachtmerrie, zoals de dochter ervaart? Ik zit nog altijd met dat stukje tekst van de geüploade vader in mijn hoofd: 'Ik kan nog altijd dromen.' Je zou zeggen, die is dan toch… méns.