Voormalig Alcor-CEO Jerry Lemler (foto: AFP/Jeff Topping).
Waar komt die fascinatie vandaan?
'Uit mijn eigen worsteling met de dood. Toen ik vijf jaar geleden voor het eerst vader werd, kwam ik in een soort existentiële crisis terecht die draaide om sterfelijkheid en de kwetsbaarheid van het menselijke bestaan. Ik weet niet of dat mijn eigen neurotische reactie was, of dat meer ouders dat ervaren. Ik had al eerder gehoord over het transhumanisme, nu kwam het terug. En hoewel ik het nooit helemaal eens ben met hun opvattingen, kan ik me wel vinden in de oorspronkelijke aanname dat het onacceptabel is dat mensen doodgaan.'
En, bood het transhumanisme je een uitweg?
'Ik ben sceptisch. Ik denk niet dat er moment komt waarop we de dood volledig zullen uitbannen. Wel denk ik dat we het leven steeds langer kunnen rekken. Dat hebben we in het verleden ook gedaan, we leven nu veel langer dan 400 jaar geleden. Maar om nou te zeggen dat er een moment komt waarop we we niet meer zullen sterven, of dat we onszelf naar de cloud kunnen uploaden en virtueel voor altijd kunnen leven? Ik ben geen wetenschapper, maar het lijkt me vergezocht. Dat gezegd hebbende: de transhumanisten die ik beschrijf in mijn boek zijn extreem in hun opvattingen en bevinden zich aan de rafelranden van de wetenschap, maar ik heb dit boek niet geschreven om hun ideeën af te wijzen, of te schetsen wat voor gekken het zijn. De extremiteit van hun ideeën zet een aantal opvattingen die we in onze maatschappij hebben op scherp. Zoals het vertrouwen dat we geacht worden te hebben in technologie, of onze moeilijke omgang met de dood.'
Zouden we überhaupt moeten willen, de dood uitbannen?
'Dat is een vraag waar ik nooit echt een antwoord op heb kunnen vinden. Ik sta er zelf een beetje paradoxaal in. Instinctief zeg ik dat het geen goed idee is. Tegelijk denk ik dat het verlangen om dat wél te willen, onderdeel is van onze menselijke natuur. De mens is het enige dier dat zich bewust is van zijn sterfelijkheid. Dat is een uitermate complex gegeven. Wat me opvalt aan het transhumanisme, is dat het sterk uitgaat van de vraag 'wat is goed voor mij?', en dan voor mij als individu. En ja, voor een individu kan het wenselijk zijn om het oneindige leven te hebben. Voor een collectief, voor de maatschappij, is dat catastrofaal.'
'Dan heb ik het niet alleen over overbevolking, maar ook over de economische en sociale ongelijkheid die ontstaat als sommige mensen wel de financiële middelen zouden hebben om oneindig leven en anderen niet. Dat doet me trouwens denken aan een interview met ondernemer en investeerder Peter Thiel, dat ik in het boek aanhaal. Een journalist van The New Yorker vraagt hem naar die ongelijkheid. Thiels antwoord is me bijgebleven. Hij stelt dat de grootste ongelijkheid niet sociale of economische ongelijkheid is, maar de ongelijkheid tussen mensen die leven en mensen die dood zijn. Als je dat met een stalen gezicht kunt zeggen, dan heb je zo'n ander denkkader.'
Vaak wordt gezegd dat de dood een zingever is.
'Ja, ik denk dat ik daar wel in geloof. Ik heb dat ook aangegeven in veel discussies die ik voerde. Dat de vluchtigheid van het bestaan ook datgene is dat het mooi maakt, het leven zin en betekenis geeft. Transhumanisten noemen dat deathism: een soort Stockholm-syndroom, waarbij een gegijzelde sympathie voor de gijzelnemer ontwikkelt. Het feit dat ik al geaccepteerd heb dat ik dood zal gaan, maakt dat ik excuses voor mijn sterfelijkheid verzin. Ik probeer mezelf ervan te overtuigen dat het eigenlijk goed is, dat ik zal sterven. Ik probeer het goed te praten. Terwijl ook ik diep van binnen weet dat het verschrikkelijk en onacceptabel is. Ik had daar eigenlijk nooit een goed punt tegenin te brengen.'
Heeft het schrijven van het boek iets veranderd aan je eigen opvatting over de dood?
'Misschien ben ik iets minder bang geworden voor de dood dan ik was toen ik aan het boek begon. Maar ook hier ben ik ambivalent in. Als iemand me vraagt of ik voor altijd wil leven, dan is mijn antwoord dat ik niet wil sterven. Tegelijk is er maar een ding beangstigender dan de dood, en dat is het eeuwige leven. Stel me die vraag nog eens als ik 80, 85 jaar oud ben, en nog gezond. Kijken hoe ik er dan tegenover sta. Maar om nou te zeggen dat het schrijven van het boek mijn houding ten opzichte van de dood veranderd heeft? Nee, niet op een existentiële manier. Ik zie de dood nog steeds als een probleem. Maar dat is menselijk, denk ik.'