Wat hebben olijfbomen, zonnebloempitten, de shishalounge en rapper Lijpe met elkaar gemeen? Het komt allemaal voorbij in de poëzie van Asmae Amaddaou. Haar talent is haar door God gegeven, gelooft ze. Om haar gemeenschap te representeren én om er kritisch op te zijn.

“Wij bestaan buiten de grenzen van onze trauma’s en pijn.”

Asmae Amaddaou (2001) is schrijver, poëet en spokenwordartiest. Ze studeerde Writing for performance aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, werd geselecteerd voor het Slow Writing Lab van het Letterenfonds en maakte samen met literaire organisatie Mooie Woorden een trilogie over macht. Op dit moment werkt ze bij De Bezige Bij aan haar debuut poëziebundel; een ode aan de vele vormen die liefde en geweld aannemen in de Marokkaanse diaspora.

jij wenst mij succes met overleven,
maar ik mag mij niet verzetten

verlaat mijn tent
& kom nooit meer terug

ik zal een vrije vrouw in een vrij land zijn
& niemand die ooit nog mijn grenzen zal overschrijden 

Dit is een fragment uit je gedicht ‘schenk mij ruïnes & ik zal er olijfbomen in planten’ dat je schreef voor de Vrouwejaars Conference. Waarom wilde je dit gedicht daar graag voordragen?

“We bespraken wie welk onderwerp van het afgelopen jaar zou aankaarten. Ik zei al snel dat ik het over Palestina wilde hebben, dat voelde voor mij als bruine moslimvrouw heel vanzelfsprekend. Ik vind het respectloos om het alleen maar te hebben over hoeveel doden er zijn, om over mensen te praten als getallen. Daarom vond ik het belangrijk om met liefde te schrijven en te erkennen dat zij ook mensen zijn: zij hebben ook gezwommen, zij hebben ook grootvaders.”

Het klinkt alsof je het deed vanuit verantwoordelijkheidsgevoel?

"Ja, dat heb ik al sinds mijn zeventiende. Ik denk dat ik schrijver ben geworden vanuit liefde voor mijn mensen, omdat ik wil dat ze het beter hebben. Ik wil laten zien dat wij bestaan buiten de grenzen van onze pijn en trauma’s. We hebben zoveel verhalen te delen. 

Ik wil schrijven over bruine jongens, niet alleen als ze levenslang hebben, maar ook over bruine jongens die verliefd zijn, die trillende handen hebben op hun huwelijksnacht, die voetballer zijn en geweldige dingen doen. Het zijn mijn mensen zoals ik ze elke dag om me heen zie: vol met liefde, leven, lust en passie. Er valt meer te vertellen dan de hele stereotiepe of juist seculiere verhalen die vanuit een witte blik zijn gemaakt. Dat is mijn taak. 

Ik probeer een balans te vinden tussen aan de ene kant de trauma’s en aan de andere kant liefde. Ik zou bijvoorbeeld nooit een serie als Mocro Maffia kunnen maken, omdat je daarin alleen maar pijn en trauma ziet. We moeten het natuurlijk wel blijven hebben over wat er gaande is in de gemeenschap, over hoeveel mannen elkaar vermoorden. Maar dat kan denk ik hand in hand gaan met liefde. Het zijn ook zonen, kinderen van ouders. Zij hebben ook hun veterstrikdiploma gehaald.”

Is schrijven ook een vorm van activisme voor jou?

“Zeker. Alles is poëzie en alles is politiek. Het is nooit mijn intentie om een politieke tekst te schrijven, maar vaak zit er toch een politieke laag onder. Ik denk dat dat onbewust gebeurt als je tot bepaalde gemeenschappen behoort. Elke keuze die je maakt, is dan politiek. 

Toen ik er eenmaal achter kwam dat alles poëzie is, besefte ik dat ik over alles poëzie mag schrijven. Over voetbal, over Lijpe, over knappe bruine jongens.”

Je vertelde eerder bij de Nieuws BV dat de ‘minder-uitspraak’ van Geert Wilders in 2014 heel bepalend is geweest voor jou. Is dat ook een reden geweest om te gaan schrijven, of om je met politiek te gaan bemoeien?

“Ik schreef ooit: ‘Ben je wel echt een migrantenkind als je niet ooit bedreigd bent met uitzetting?’ Toen Trump de eerste keer president werd, waren alle Latino-kinderen heel bang om uitgezet te worden. Toen Wilders die uitspraak deed, voelde ik ook angst. Oké, dacht ik, wie gaat als eerste weg? Ik denk dat opa en oma eerst weg moeten, dan papa en dan ik pas. Ik geloofde het echt. Ik was toen twaalf en was een bang kind, nog steeds ben ik een angstig mens.

Maar het heeft niet de toon gezet voor mijn schrijverschap, want voor mij is schrijven de ultieme vorm van autonomie. In het schrijven kan ik alles flikken wat ik wil, op het podium kan mij niks overkomen. In mijn schrijven mag ik ademen, daar kan ik leven. Niemand kan me vertellen wat ik wel en niet mag zeggen.”

Toch ben je nog steeds een angstig mens, zeg je. Waar haal je rust uit?

“Mijn band met God.”

Hoe ziet die eruit?

“Heel alledaags. Het is voor mij meer dan een geloof of religie, het is mijn levensstijl, mijn dag-tot-dag-planning. Dat is moeilijk om uit te leggen aan mensen die niet gelovig zijn. De Islam is voor mij heel breed, het gaat over hoe je met elkaar omgaat, maar ook over geld en kapitalisme, of hoe je met dieren omgaat. Op een gegeven moment kreeg ik ook door dat het meer is dan vrouwen vertellen wat ze wel en niet met hun lichaam mogen doen, meer dan een keer per jaar een maand vasten en weer doorgaan. Het is alles. God heeft mij gemaakt, dus wie ben ik om mezelf te haten? Dat geeft me zelfliefde: hoe beter mijn band met God, hoe beter de band met mezelf.

God heeft mij mijn schrijven gegeven. Natuurlijk heb ik het ambacht zelf moeten ontwikkelen, maar de passie voor verhalen vertellen, dat is het grootste cadeau, geen taak maar een blessing.”

Hoe vult jouw generatie vrouwen dat geloven in, als je dat vergelijkt met generaties voor jou?

“Ik denk dat wij het privilege hebben dat we meer toegang hebben tot het geloof, omdat we kunnen lezen en schrijven en toegang hebben tot het internet. Generaties voor ons hadden dat niet, die luisterden naar iemand die zei dat hij meer kennis had over het geloof. Wij kunnen nadenken over wat er werkelijk staat, in plaats van alles klakkeloos over te nemen.”

Een kritische houding dus.

“Precies. Ik en de vrouwen om mij heen kunnen zeggen: dit klopt niet, dit is niet wat er echt staat, dit is verzonnen door het patriarchaat. Door onderzoek te doen en kritisch te kijken, zie je dat alle oppressive shit weinig te maken heeft met de boodschap van God. Juist daardoor merk ik dat vrouwen om mij heen een sterke band voelen met God.”

In je werk zie je die kritiek op het patriarchaat én de liefde voor de gemeenschap heel sterk terug.

“Ik denk dat we liever naar moslimvrouwen kijken die alleen maar kritiek leveren op hun mannen, de Islam en hun gemeenschap en vervolgens niet meer tot die gemeenschap behoren. Of naar vrouwen die atheïstisch of heel seculier zijn. Maar voor mij is kritiek leveren een vorm van liefde: ik wil dat we beter worden, dat we ons allemaal even vrij voelen. Voor mij is dat heel logisch. Ik kan kritiek uiten op systemen, terwijl ik tegelijkertijd kan houden van mijn mannen en van mijn geloof. Waar ben je mee bezig als je alleen maar aan het haten bent?                          

Schrijver zijn is sowieso al een vorm van verzet. Ik spreek me continu uit, ook in familiebijeenkomsten, waar ik steeds weer zeg dat ik niet tegen hypocriete mannen kan. Ik ben heel uitgesproken feministisch en soms irriteer ik mensen daarmee. Maar dat is oké, dan weet je dat je goed bezig bent.”

Interviews elke twee weken bezorgd in je inbox?
abonneer je op onze nieuwsbrief