Mannelijkheid is een van mijn lievelingsonderwerpen. Het is een omvangrijk onderwerp, waar we te weinig over weten. De wetenschappelijke kennis die er is, vindt maar moeizaam zijn weg naar de media, wat het voor mij nog aantrekkelijker maakt erover te schrijven. Soms worden mannen dan boos. Ze vinden dat ik als vrouw niet gekwalificeerd ben om over mannen te schrijven.
Dit is een fundamentele kwestie in de sociale wetenschap, een vraag waar antropologie bijna aan onderdoor is gegaan: kun je een groep bestuderen waar jij niet toe behoort? Kunnen mensen uit die groep dat zelf niet veel beter? Het is een methodologische vraag die over subjectiviteit gaat: de invloed die je als persoon hebt op je onderzoeksresultaten.
In de natuurwetenschap maakt de identiteit van de onderzoeker weinig uit: of je nou als man of vrouw meet hoe snel een appel valt, de appel valt met dezelfde snelheid. In de sociale wetenschap is dat anders. Zo deed ik etnografisch veldwerk met meisjes van 11 tot 13 jaar. Een man had sowieso moeilijker toegang gekregen tot deze groep. Maar hij had waarschijnlijk ook andere observaties en interpretaties gedaan. Pure objectiviteit is bij zulk onderzoek niet mogelijk.
Ook in de journalistiek is identiteit van belang. De onderwerpen die een journalist pitcht komen voort uit interesse, en interesse is subjectief. Het soort vragen dat een journalist stelt is nooit neutraal en objectieve journalistiek is daarmee een onhaalbaar ideaal. Iemands subjectiviteit kan in de weg staan, zo wordt duidelijk in een essay dat Sabrine Ingabire schreef voor Dipsaus.
Ze neemt een voorval rond Reni Eddo-Lodge als aanleiding om uit te leggen waarom witte mensen ongeschikt zijn om zwarte schrijvers te interviewen. Eddo-Lodge is de auteur van Why I'm No Longer Talking To White People About Race. De Volkskrant stuurde een witte journalist, die dermate impertinente vragen stelde dat Eddo-Lodge niet alleen dat vraaggesprek beëindigde, maar alle interviews afzegde.
Ingabire hekelt het privilege dat witte mannen bij kranten genieten en zet haar bezwaren helder uiteen. Ze beargumenteert waarom meer diversiteit op redacties belangrijk is. De kern van haar essay is dat 'zwarte mensen beter in staat zijn om andere zwarte mensen te interviewen'.
Haar betoog werd, op zijn zachtst gezegd, niet goed ontvangen door witte mannen. Huis-bigot Sylvain Ephimenco deed in zijn column in Trouw een 'wat je zegt ben jezelluf!' en beschuldigde Ingabire ervan degene te zijn die racistisch is. Ze zou hebben gepleit voor 'beroepsverbod voor blanke journalisten'. Als haar 'neo-racisme' geen halt toegeroepen wordt, komen we te leven in de 'gesegregeerde en hatelijke hel waar mensen als Sabrine Ingabire van dromen'.
Ephimenco maakt een karikatuur van Ingabires betoog zodat hij het niet over de inhoud hoeft te hebben. Gelukkig is hij een oude man en is de toekomst niet aan hem. Het is cruciaal voor de journalistiek, als ze relevantie wil behouden in een veranderde samenleving, om te discussiëren over de invloed van je subjectpositie op het werk dat je aflevert. De debatten die daarover zijn en worden gevoerd in de sociale wetenschap kunnen daarbij helpen. Twee feministische denkers zijn vooral toepasbaar.