'Grapje!' Op die manier heeft menigeen zich wel eens uit een ongemakkelijke situatie gered. Door te zeggen dat je iets niet serieus meende, of zelfs het tegendeel van wat je zei wilde zeggen, kun je de verantwoordelijkheid voor je uitspraken eenvoudig ontlopen. Het was allemaal 'niet zo bedoeld'. Voor het alledaagse sociale verkeer kan dat heel handig zijn, en de ironie – in de klassieke betekenis het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt – kan zelfs werken als een soort sociaal smeermiddel, waarmee je gemeenschappelijkheid met je groep kunt benadrukken, terwijl je samen lacht om iets of iemand anders.
Zodra de ironie echter het publieke debat begint te domineren, en niet langer duidelijk is wat en wie er nog serieus genomen moet worden, wordt het problematisch. Nog problematischer wordt het wanneer politieke leiders de ironie te pas en te onpas gebruiken, zoals Donald Trump die op twitter Greta Thunberg belachelijk maakte, of de Italiaanse president Berlusconi die ooit een Duitse Europarlementariër vergeleek met een kampcommandant. Het probleem ervan is niet alleen dat dergelijke politici de verantwoordelijkheid voor hun uitspraken kunnen ontlopen door ze als grapjes af te doen, maar ook dat de ironie gekaapt lijkt te zijn door de macht.
Dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer schreef hierover een mooi essay, getiteld Ondraaglijke lichtheid. Over het nut en nadeel van de ironie voor het leven (Prometheus), in de reeks Nieuw Licht van Coen Simon en Frank Meester. Als een begenadigd docent leidt hij de lezer door de geschiedenis van de ironie, van klassieke denkers als Socrates en Quintillianus, langs filosofen als Hegel en Kierkegaard en schrijvers als David Foster Wallace, Joost de Vries en P.F. Thomèse, tot actuele ontwikkelingen als de opkomst van de alt-right. Pfeijffer is natuurlijk vooral bekend als de schrijver van geroemde romans als La Superba en Grand Hotel Europa, waarin hij de waarheid geregeld naar zijn hand zet en waarin niemand, ook hijzelf niet, gespaard blijft. Je zou dus een lofzang op de ironie verwachten.
Mijn verbazing was dan ook groot toen ik tegen het einde de volgende regels las: 'Als stijlmiddel is ironie een machtig wapen, als maniertje vrijblijvend en laf en als levenshouding onedel, karakterloos en destructief.' Aan het einde pleit Pfeijffer zelfs voor een 'herontdekking van de ernst', juist omdat zijns inziens de ironie gekaapt is door (nieuw)rechts. Platforms als GeenStijl, rechtse trollen als Milo Yiannopoulos en politici als Donald Trump gebruiken ironie als schaamlap voor hun nihilisme en wapen tegen wat zij de 'politieke correctheid' van de (linkse) Gutmensch noemen. Want, aldus Pfeijffer, ironie laat zich nu eenmaal moeilijk verenigen met serieus engagement.