Als mijn studenten ergens een hekel aan hebben, dan is het wel aan 'reflecteren'. Gezucht en gekreun hoor ik in de wandelgangen over reflectieverslagen, het formuleren van SMART-doelen en POP's (persoonlijk ontwikkelingsplan). En ik geef ze geen ongelijk. Al dat reflecteren op de eigen ontwikkeling, het doen en denken, is vaak vermoeiend, saai en leidt maar al te vaak tot overtrokken navelstaarderij.
'In onderwijskringen, vooral in en rond het beroepsonderwijs, bestaat consensus over de opvatting dat het goed of zelfs noodzakelijk is dat leerlingen en studenten reflecteren', schrijft arbeids- en organisatiespsycholoog Tom Luken in een overzichtsartikel over de zin en onzin van reflectie. Toch bestaat er nauwelijks goed onderzoek dat de effectiviteit van zelfreflectie aantoont, en kan zelfreflectie ook negatieve gevolgen hebben, zoals piekeren en valse zelfbeelden. Luken:
'Jongeren hebben in het algemeen gesproken een neiging tot zwart-witdenken, waarbij hun sociale omgeving sterke invloed heeft. Zij zijn nog niet goed in staat om denken en voelen met elkaar te integreren en bij complexiteit tot synthese te komen. Wanneer dit denken wordt toegepast op het zelf, bestaat er een kans op verwarring. Vanuit dit perspectief is de sterke weerstand tegen reflectieopdrachten functioneel. Meisjes nemen reflectieopdrachten vaker serieus en lopen daarmee meer risico dat reflectie ontaardt in rumineren. Rumineren verhoogt de kans op latere depressie.'
Studenten worden over de gehele linie van het hoger beroepsonderwijs vrijwel vanaf de eerste dag van hun studie verplicht tot allerlei vormen van (zelf)reflectie. De grote weerstand die deze 'reflectiedwang' oproept, is volgens Luken dan ook geen wonder: uit hersenonderzoek en ontwikkelingstheorieën blijkt dat de meeste jongeren er amper klaar voor zijn om op een dergelijk 'metacognitief' niveau na te denken over zichzelf. Hij pleit daarom in het kort voor minder en beter reflecteren.
Tekst loopt door onder de afbeelding.