'De mens is het enige levende wezen dat zich bewust is dat het sterven moet, en het enige dat lacht.' - Albert Camus (De Mythe van Sisyphus)
Op 4 januari 1960 stapt Albert Camus bij zijn vriend Michel Gallimard in de auto. Ze zijn in het zuiden van Frankrijk en gaan op weg naar Parijs. Een paar uur later rijden ze tegen een plataan. Camus is op slag dood. In zijn zak zit een enkeltje Parijs. Hij was van plan met de trein te gaan, maar zijn vriend wist hem over te halen om mee te gaan met de auto. Camus had weleens tegen vrienden gezegd dat niets zo absurd is als omkomen bij een auto-ongeluk. Hij had ongelijk, er bleek nog iets absurders te bestaan: omkomen bij een auto-ongeluk met een geldig treinkaartje op zak.
Zijn dood lijkt zo wel een perfecte demonstratie van zijn eigen filosofie. Camus is immers de filosoof van het absurde. Het leven is absurd, zegt hij, omdat we nooit de zin ervan zullen achterhalen. Het universum is redeloos en beantwoordt onze levensvragen slechts met een eeuwig zwijgen.
Camus beschrijft het absurde universum niet alleen in filosofische werken, maar ook in romans en toneelstukken. Wanneer hij in 1942 debuteert met de roman De vreemdeling is hij direct een bekend schrijver. Het hoofdpersonage uit zijn debuut schiet op een Algerijns strand – Camus zelf groeide op in een arm gezin in Algerije – een Arabier dood. Waarom precies is niet duidelijk. Waarschijnlijk door de toevallige flikkering van de zon in zijn ogen. Kan het absurder?
De tekst gaat verder onder de afbeelding.