"Zich vervreemd voelen van de wereld is de waarheid kennen. Het zijn de sociaal aangepasten die een niet-authentiek leven leiden"
- Jean-Jacques Rousseau
Terug naar de natuur, dat was het ideaal van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau. Maar wat bedoelde hij daar eigenlijk mee? Komen wij met onze kampeer- en wandelvakanties in de richting? Zijn we authentieker als we op een simpel gaspitje op de camping ons prutje koken dan als we thuis zijn?
In zijn Vertoog over de Ongelijkheid tussen Mensen (1755) legt Rousseau uit hoe de van nature goede mens door de maatschappij verdorven is geraakt. Hij vergelijkt de mens uit zijn tijd met de mens zoals die vroeger in stammen geleefd zou hebben in de natuur. Deze hypothetische toestand karakteriseert volgens Rousseau de ideale manier van leven: de natuurtoestand. Daarin was de mens geheel zelfstandig, en kon hij leven met wat de natuur hem te bieden had. Hij had alleen behoefte aan wat voorhanden was, en kon daarmee in zijn eigen levensonderhoud voorzien. De natuur was er voor iedereen, en was derhalve ook van iedereen. Dat wil zeggen: het begrip 'eigendom' bestond nog niet. De natuurlijke mens had geen eigendom nodig.
In de hypothetische natuurtoestand was er geen sprake van schaarste, zoals in de natuurtoestand die Rousseau's tijdgenoot Thomas Hobbes schetste. Volgens Hobbes was er in de natuurtoestand sprake van een oorlog van allen tegen allen, omdat elk individu moest vechten voor zijn eigen voortbestaan. In Rousseau's natuurtoestand daarentegen was er genoeg voor iedereen. De mens bezat een aangeboren goedheid die bestond in een natuurlijk gevoel van mededogen voor zijn medemens. Als hij andere mensen zag lijden kreeg de mens een instinctief gevoel van walging, van waaruit hij anderen te hulp schoot. Zonder na te denken.
Tekst loopt door onder de afbeelding.