Voortschrijdende technologie helpt ons verder. Vaak tot ongekende prestaties. Communiceren via WhatsApp of e-mail gaat nou eenmaal sneller dan het schrijven van een brief, en online bankieren gaat makkelijker dan wanneer je langs moet gaan op het bankkantoor. Parallel daaraan ontwikkelen we ook een digitale identiteit, die we grotendeels vormgeven op sociale media. We posten foto's op Facebook, Instagram en Snapchat, delen gedachten en filmpjes en op Twitter, ontdekken muziek via Spotify. Het zijn prachtige mogelijkheden, maar ze maken tegelijkertijd onrustig en leiden tot concurrentie.
Het gevolg is dat er de laatste jaren een like-cultuur is ontstaan. Een onverzadigbare drang naar waardering, waardoor we meer gaan vastleggen, hunkerend naar nog meer complimenten. Sommige wetenschappers stellen zelfs dat een like iets doet met je hersenen: het brein vertoont eenzelfde activiteit als bij het winnen van een prijs in de loterij of het zien van een foto van een geliefde.
Toch is de opkomst van de smartphone en het ontstaan van deze cultuur eerder een gevolg van onze afhankelijkheidsrelatie tot materiële dingen en sociale waardering, dan andersom. Filosoof Jean-Jacques Rousseau beschreef deze relatie al in de achttiende eeuw. In A Discourse on Inequality stelt hij dat de mens in den beginne, in een hypothetische natuurtoestand voordat er sociale banden en instituties zijn, vooral goed en zelfreferentieel is. Er is geen afgunst en competitie, noch privébezit.
De tekst gaat verder onder de foto.