'Al het mythische en het magische, al het heroïsche, al het musische, het logische en het plastische zoeken vorm en uitdrukking in edel spel.'
-
Johan Huizinga

Spel is 'een categorie die alles verslindt', volgens de Nederlandse historicus Johan Huizinga (1872-1945). Tijdens zijn rectorale oratie 'Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur' uit 1933 reflecteert hij voor het eerst op het thema 'spel'. Vijf jaar later brengt hij het boek Homo Ludens (De spelende mens) uit, waarin hij deze gedachte verder uitwerkt.

Denk je bij spel misschien met name aan het vrolijke gegil van een schoolplein of een potje kaarten in een groezelige kroeg, dan onderschat je de aanwezigheid van spel in ons dagelijks leven. Huizinga stelt dat onze hele cultuur in feite bestaat uit spel, zelfs vóórtkomt uit spel. Spel is volgens hem een vrije handeling die de speler geheel in beslag kan nemen, die zich binnen een bepaalde tijd en ruimte voltrekt en volgens regels ordelijk verloopt. Spel roept gemeenschapsverbanden in het leven, welke zich vaak kenmerken door geheimen of ' vermommingen' – denk bijvoorbeeld aan sporttenues, maar ook politiepakken of een nette werkoutfit, of kleding die bij een bepaalde subcultuur hoort.

De tektst gaat verder onder de afbeelding.

De mens is de spelende mens, de Homo Ludens, volgens Johan Huizinga.

Ben jij een Homo Ludens, Homo Deus, of toch meer een Homo Economicus? Naar de essentie van de mens wordt al eeuwen gezocht door vele grote denkers. Doe de test hier en kom erachter wat voor Homo jij bent!​

Hoewel we geneigd zijn spel te koppelen aan frivoliteit, is spel volgens Huizinga juist een heel serieuze aangelegenheid. De spelende mens vormt de fundering onder cultuur en de wijze waarop de samenleving vorm krijgt. Het spel ligt ten grondslag aan dagelijkse handelingen, van baan tot ouderschap, van sportclub tot rechtszaak - waar we ons over het algemeen heel serieus op storten. We zien spelelementen dan ook in zeer uiteenlopende cultuurvormen terug. In oorlog bijvoorbeeld, of in het recht. Maar ook in de kunst, de filosofie, of in sport. De spelende mens speelt zijn cultuur.

Als we Huizinga mogen geloven, dan is de Homo Ludens daarmee hét fundament voor cultuur en voor culturele vernieuwing en ontwikkeling. Cultuur komt immers niet zozeer voor uit spel, maar ontplooit zich in en als spel. Omdat spel fundamenteel is in (het vormen van) cultuur, is de Homo Ludens een noodzakelijke speler in de samenleving. Zonder Homo Ludens geen cultuur.

Hier krijgt het verhaal van Huizinga een wat donkere toon. Wanneer hij naar het ludieke gehalte van de moderne tijd kijkt, blijkt de Homo Ludens een uitstervend ras. Het bedrijfsleven, de kunst, de sport: deze cultuurvormen lijken stuk voor stuk te maken te hebben met een toenemende spel-erosie. De beschaving 'verernstigt' zich, aldus Huizinga. Zo heeft de sport sinds het begin van de afgelopen eeuw een belangrijke positie ingenomen in de (Westerse) cultuur. Denk bijvoorbeeld aan de cultus rondom voetbal. Hoewel het voetbalspel zelf, de door voetballers en fans gedragen kleding, de clubkleuren en de setting van een wedstrijd wel degelijk kenmerken dragen van 'spel', ziet Huizinga hier toch een teloorgang van de spelstemming plaatsvinden. Hij zoekt de reden voor deze afname in de hoge graad van technische organisatie, de materiële uitrusting en de zogenaamde 'professionals' binnen de sportwereld. Ook op andere culturele vlakken, waaronder het bedrijfsleven, de kunsten en de wetenschap, is een soortgelijke tendens waar te nemen. De teloorgang van het spelelement van de cultuur is volgens Huizinga alarmerend, omdat de cultuur gegrondvest is inspel en hierdoor het spelgehalte niet missen kan.

Huizinga lijkt de erosie van het spel onder andere te wijten aan voortschrijdende technologische ontwikkelingen. Doordat het communicatieverkeer tussen mensen zo makkelijk is, lokken techniek, publiciteit en propaganda volgens hem overal 'ongezonde competitie uit' en maken zij bovendien een onmiddellijke bevrediging van aandriften mogelijk.

Nam hij dit 80 jaar geleden al waar, dan rijst de vraag wat Huizinga te zeggen zou hebben over de internettende mens. Er zijn vele argumenten te bedenken om te stellen dat het internet en de onlife samenleving – gekenmerkt door een complexe verstrengeling van online en offline leven – een vruchtbare omgeving vormen voor de Homo Ludens. Had Huizinga nu nog geleefd, dan zou hij echter waarschijnlijk eerder stellen dat de onlife omgeving is doordrongen van 'vals spel' (spel dat onderliggende maatschappelijke of politieke motieven moet verbergen) en 'puerilisme'.

Dit 'puerilisme' kenmerkt zich door een hoge graad van kinderachtigheid en decadentisme die niets met spel van doen heeft, hoewel dit op het eerste gezicht wel zo zou kunnen lijken. Huizinga koppelt het puerilisme aan moderne technologieën die onze nooit verzadigde behoefte aan banale verstrooiing, de zucht tot grove sensatie en de lust aan massavertoon op snelle – maar tijdelijke – wijze weten te bevredigen.

Hoewel sommigen Huizinga steunen in zijn waarnemingen, stellen anderen juist dat er sprake is van een grote 'ludificatie' in onze samenleving. Alles moet fun zijn. Kattenfilmpjes op Youtube, selfies op Instagram, komkommernieuws op Facebook – zijn dit kenmerken van een wederopbloeiende, spelende mens, of symptomen van een tijdperk van de kinderachtige mens?

In de jaren 30 bedacht Huizinga het woord puerilisme, dat van het Latijnse woord 'puer' komt, wat 'knaap' betekent. Hij gebruikte de term om kwajongensachtigheid in de politiek aan te duiden.