Er zijn veel misverstanden en mythes over wat creativiteit nu precies is. Als docent aan een kunstacademie, maar ook daarbuiten, kom ik deze veelvuldig tegen. Eén mythe torent daar mijlenver bovenuit. De gedachte dat creativiteit, of originaliteit (die woorden worden altijd in één adem uitgesproken) iets uit niets creëren is. Een spontane opwelling, goddelijke inspiratie. Eureka!
Deze notie van creativiteit, als een spontane opwelling en tevens een expressie van individuele genialiteit, is sterk verbonden met ons beeld van de kunstenaar als eenzaam genie. Een cliché van jewelste, maar wel een hardnekkige (zelfs onder kunstenaars). 'De aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie', zo beschreef dichter Willem Kloos kunst ooit. Een gedachte die nog steeds bij velen op instemming kan rekenen.
Mijn studenten lopen vaak stuk op de gedachte dat ze 'origineel' moeten zijn (docenten zeggen dat meestal niet letterlijk, maar studenten ervaren de druk wel), en dat dit woord zoiets betekent als 'tover iets nieuws op de wereld'. Creaties moeten immers 'uniek', 'oorspronkelijk', 'authentiek', 'oprecht' of 'eigen' zijn; woorden die impliceren dat creatie een solitaire aangelegenheid is, een expressie van het 'zelf'. Maar waar komen ideeën of ingevingen eigenlijk vandaan? Een afgesloten brein, een unieke kern? Is dat werkelijk het geval?
Dichter Gerrit Komrij schreef ooit:
'De grootste kunstenaar reproduceert. Zelfs ideeën die ons door nieuwheid het meest schokken, schilderijen die uit het niets lijken opgedoken, waren al in de geest en de materie van de wereld aanwezig. Sluimerend, fragmentarisch, en er waren heksenmeesters voor nodig om ze te wekken of te herkennen, maar toch.'
Die geest en materie van de wereld, waar Komrij het over heeft, is omvangrijker dan we denken en gaat veel verder dan alleen onze menselijke cultuur. Neem nu eens de beroemde architect Antoni Gaudí. Gaudí ging de geschiedenis in als 'geniale gek', maar hij was eerder een meester in de creatieve imitatie. Zo liet hij zich bijvoorbeeld voor zijn meesterwerk 'La Sagrada Familia' niet inspireren door zijn eigen zielenroerselen, maar door een termietenheuvel.
Zijn creatie was in feite niet nieuw, maar eerder een briljante (dat wel) ode aan een al veel oudere diergemeenschap: het insectenrijk. Gaudí aapte de creatie van een andere diersoort na, maakte het zich eigen, en introduceerde deze in de menswereld. Hij keek waar niemand keek.
Tekst loopt door onder de afbeelding.