Zoals een econoom die achter alles economische transacties ziet of een politicus voor wie alles politiek is, zo onthult Swaab dat de mens slechts zijn brein is. Hij onthult hiermee echter voornamelijk zichzelf, als neurowetenschapper met een beroepsdeformatie. Het enige mogelijke antwoord op iedere vraag naar de mens en zijn praktijken is: "het brein".
Swaab beantwoordt niet alleen vragen over het brein, maar denkt ook allerlei andere vraagstukken vakkundig op te lossen door ze te reduceren tot zijn vakgebied: de moraal is een uitloper van evolutionair ontstane empathie, de vrije wil is een illusie en je identiteit – wie ben je? – blijkt al helemaal simpel: je brein natuurlijk. Wat ooit grote filosofische vragen leken, blijken slechts schijnproblemen.
Het boek Wij zijn ons brein gaat vreemd genoeg voornamelijk over mensen die niet helemaal hun brein zijn, omdat ze een neurologisch probleem hebben. Juist bij personen met hersenschade of aangeboren afwijkingen kunnen we ontdekken welke delen van het brein nodig zijn voor verschillende menselijke functies, remmingen of gedragingen. Dit werpt de vraag op welk deel van het brein we als onszelf moeten beschouwen en welk deel als afwijking of aandoening. Homoseksualiteit categoriseerden we niet zo lang geleden nog als stoornis, maar wordt nu vaak trots als onderdeel van iemands identiteit gezien. Autisme zien we nog steeds eerder als stoornis dan als variatie.