"Pang Pang," riepen militairen tijdens schietoefeningen in 2015 bij gebrek aan munitie. Jarenlang worstelde defensie met bezuinigingsbeleid en dat heeft zijn weerslag. Gebrek aan materieel, achterstallig onderhoud, lage salarissen en te weinig mensen. Maar daar lijkt nu verandering in te komen. Jaarlijks komt er 5 miljard euro bij, de grootste investering sinds het einde van de Koude Oorlog. De NAVO-norm, 2 procent van het bruto binnenlandsproduct, komt na lang gesteggel eindelijk in zicht. Er lijkt sprake van een definitief keerpunt, maar hoe verhouden we ons cultureel gezien tot het leger?
Tine Molendijk is cultureel antropoloog en universitair docent aan de Nederlandse Defensie Academie. Ze geeft onder andere les aan cadetten over ethiek, sociologie en de psychologie van geweld. "In de VS zeggen ze nog: this is the land of the free because of the brave, maar in Nederland zouden we dat een gekke uitspraak vinden." In Nederland zijn we niet zo patriottistisch, vertelt Molendijk.
Uit een onderzoek uit 2014 blijkt dat 15 procent van de Nederlanders bereid is om te vechten ten tijde van oorlog. Van de 60 onderzochte landen bungelde Nederland bijna onderaan. Alleen Japan stond nog onder ons. Na de invasie in Oekraïne is de vraag opnieuw gesteld, maar veel meer animo leverde dat niet op. Het percentage steeg met 1 procent. Molendijk: "Toch vindt de meerderheid van de Nederlanders de krijgsmacht nodig en waardevol."