Zeg je ijskast of koelkast, taartje of gebakje, WC of toilet? En wat zeggen die ogenschijnlijk futiele taalverschillen over iemand? Met onder andere die vragen houdt Jan Kuitenbrouwer zich bezig, sinds het verschijnen van zijn boek Turbotaal in 1986. 'Het is een manier om iemand te plaatsen, sociaal-economisch. In het geval van de ijskast is dat historisch te verklaren. Het begon met kasten waar ijs in zat, waar je goederen in kon bewaren. Dat was een luxueus fenomeen, alleen de elite beschikte erover en noemde het een ijskast. Later werd het een kast met een machine erin die koelde. De industrie noemde het een koelkast, de elite bleef het woord ijskast gebruiken. WC of toilet is net zoiets. Toilet is keuriger, maar wordt door de elite niet gebruikt. Die heeft niet de behoefte om keurig te zijn, want ze is de elite.'
Een beetje tegendraads?
'De Engelsen noemen dat inverted snobism, omgekeerd snobisme. Dat kom je eigenlijk in alle kringen wel tegen. Zodra iets tot een hoge norm verheven wordt, ontstaat er ook een proces waarin sommige mensen die norm gaan ondergraven en relativeren. Eigenlijk vooral om zo aan te geven dat die norm niet voor hen geldt. Ze doen het dan niet fout omdat ze het niet weten, maar omdat ze boven kritiek verheven zijn. Toevallig heb ik nu een button-down overhemd aan. Het boordje met een knoop komt uit de polo. Het werd gedragen om te voorkomen dat het boord in het gezicht wapperde tijdens het sporten. Op een gegeven moment hield zo'n polosporter dat shirt aan, die ging ermee aan tafel zitten 's avonds. Dat kwam hem op kritiek te staan, maar later werd het chique. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de spencer, dat was een boerenkledingstuk, totdat graaf Spencer ermee rond ging lopen, onder zijn tweedjasje.'
Turbotaal is er ook om onderscheid te maken?
'Turbotaal is eigenlijk net zoiets. Dat is de taal waarmee mensen zich willen onderscheiden binnen groepen. Het is een beetje de pikorde van de taal. Je kunt laten zien dat je helemaal bij bent en weet hoe iets gezegd wordt. Het is vaak ook een beetje cryptisch, en een manier om mensen buiten te sluiten. In Turbotaal beschrijf ik de grote lijn in de taalontwikkeling eind jaren 80. De ondertitel van het boek is van socio-babble tot yuppie-speak en wat ik beschrijf is de overgang van het softe, inclusieve taalgebruik van de jaren 70, die in zekere zin nu ook weer terug is, naar het opkomende yuppie-dom onder invloed van het neo-liberalisme. Greed is good, dat soort zaken. Toen werd er ineens uit een heel ander vaatje getapt.'
Wat is de turbotaal van nu?
'De taal van de identiteitspolitiek is nu behoorlijk toonaangevend. Dat is ook een manier om te laten zien dat je weet hoe het politieke landschap eruit ziet. Het gaat dan om begrippen als interseksualiteit, of cisgender, of alle nieuwe genderaanduidingen. Maar het gaat ook om platgetreden woorden als verbinding, die nu veel in het bedrijfsleven worden gebruikt. Er zijn allerlei soorten turbotaal binnen bepaalde gemeenschappen. Sommige hebben een meer sociologische invalshoek, dan gaat het om dynamiek binnen een groep, sommige een meer taalkundige invalshoek, zoals je eind jaren 80 het archaïsme had, waarbij opzettelijk een beetje ouderwets, amicaal taalgebruik gebruikt werd.'