Ma He's Making Eyes At Me door Marie Adams and the Three Tons of Joy.
Naar aanleiding van het #MeToo-schandaal schreef ik een ironische column voor het NRC over het herenrecht, de positie van privilege. Dat vindt dat heren nu eenmaal het recht hebben om in de billen van meisjes te knijpen, een beetje te flirten en zoentjes te geven, en dat die meisjes daar niet teveel over moeten zeuren. Ik leefde me in de geprivilegieerde positie van de heer in, die zich vrijheden permitteerde; zijn herenrecht. Door sommige werd de ironie begrepen, anderen dachten: 'Wat krijgen we nou in NRC, die aardige manier De Swaan?' Het was met een knipoog geschreven, maar zo denken die kerels toch wel een beetje. Je moet er toch op kunnen vertrouwen dat die meisjes een beetje discreet zijn tegenover hun superieuren, vinden zij.
Ik ben geïntrigeerd door de enorme omvang van sommige zaken, zoals Harvey Weinstein en ook bij FOX News. Mensen die tientallen miljoenen schade en meer veroorzaken, die hele privébataljons advocaten en privé-detectives tot hun beschikking hadden. Het bedrijf heeft dat járenlang goedgekeurd. Al die kerels die daar zaten, die hebben toch de rijen dichtgehouden. 'Ja, beetje vreemd die Weinstein, dat kost miljoenen, maar je moet er toch wat voor over hebben...' Hoe werkt dat? Hoe werkt dat in de katholieke kerk met het afdekken van de knapenschenders? Hoe wordt dat in stand gehouden?
Het feit dat zich dit nu in de openbaarheid afspeelt en dat #MeToo zo succesvol is, komt omdat er in de redacties inmiddels vrouwen zitten. Vrouwen bepalen nu mede wat er in de krant komt, vrouwen zitten nu op de advocatenkantoren die deze zaken voeren, vrouwen hebben zeer goed betaalde beroepen en betalen deze actie. Dat is waarom het nu zo om zich heen kan grijpen. Vrouwen hebben een stuk macht veroverd.
3. Het oorlogsverleden is niet grijs, maar bontgekleurd
Ik ben een jood, geboren tijdens de nazi-bezetting. Op mijn derde werd ik in een pleeggezin opgenomen. Dat waren hele lieve, bijzondere mensen. En vooral ook moedige mensen. Er zijn hele moedige mensen in Nederland geweest in die tijd, die zo'n kind opnamen zonder te weten voor hoe lang en welk risico je daarmee liep. Mijn pleegzus van negen heeft haar tanden uit haar mond moeten liegen, want zij begreep dondersgoed wat er aan de hand was.
Het morele kader waar ik mee opgroeide beschouw ik als een groot voorrecht. Het ging niet om tegenstellingen tussen jood of niet-jood, of katholiek of communist, maar om goed of fout. Ik ben niet opgegroeid met morele kaders die zich langs geografische, raciale of religieuze lijnen voltrekken. Wat ertoe deed, was of je de juiste morele keuze had gemaakt, of je moedig of solidair geweest was. De andere groep mensen zou ik inmiddels niet meer als fout bestempelen, ik zie nu dat keuzes vaak veel ingewikkelder zijn en ook toevalliger.
Als je gedeporteerd bent uit Nederland, krijgt het land een andere betekenis voor je dan voor mij, voor wie zoveel moedige mensen hun leven over hebben gehad. 28.000 joden hebben het overleefd door onderduiking. Uit de geschiedenis van Anne Frank leerde ik ook dat zoveel mensen het wel geweten moesten hebben. Dat gold net zo goed voor mij: de meeste mensen zullen geweten hebben dat ik niet zomaar uit een stadje rond Enschede kwam waar gebombardeerd was. Ze zullen wel gedacht hebben: 'dat zal wel een joods kindje zijn', maar hielden toch hun kop dicht. Bij Anne Frank heeft iemand wel gepraat, maar weet ook dat de andere honderd mensen die het vermoedden niets hebben gezegd. Dat doet er toe, dat zegt ook iets. Dus ik heb een gemengd en genuanceerd beeld over Nederland. Er waren goede en foute mensen, en daar zitten weer allerlei gradaties tussen, van goede mensen die foute dingen deden en foute mensen die goede dingen deden. Chris van der Heijden heeft zijn boek Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog eigenlijk de verkeerde titel gegeven, dat moet natuurlijk 'bont verleden' zijn. Het was juist een veelkleurig verleden. Grijs verleden suggereert dat er geen betekenisvolle verschillen waren: in het donker zijn alle katjes grijs. Maar de werkelijkheid is juist zo veelkleurig, zo gevlekt.
De Duitse filosoof Hannah Arendt omschreef de verschrikkingen van de Holocaust als mogelijk gemaakt door de banaliteit van het kwaad. Zij deed verslag van het proces tegen SS-functionaris Eichmann en concludeerde dat hij geen gruwelijk monster was, maar een ambtenaar die plichtsgetrouw zijn taken uitvoerde. De sociale omstandigheden zouden heel vormend en invloedrijk zijn, zodanig dat je als je in die situatie terechtkomt, dat je gedwongen wordt dingen te doen die je anders niet zou doen. Dat is zonder meer waar. Maar ik zeg: hoe kom je in die omstandigheden? Dat is een belangrijke vraag. Niet iedereen zit opeens bij de SS, sommige mensen hadden daar geen zin in. Waarom niet?
Daarnaast hebben mensen die zich in vergelijkbare omstandigheden bevonden zich vaak anders gedragen. Hoe komt dat? Dat heeft iets met de persoon te maken. En opvallend is dat na de genocide, na de oorlog, je eigenlijk niets meer van die daders hoort. Ze leven alsof er niets gebeurd is. Ik ben ervan overtuigd dat er toch een conflict was, dat dit er altijd was, en dat het nooit makkelijk gaat. Maar dat conflict is weggewerkt. Waar is het? Het is vreemd dat er van nazi-misdadigers geen enkel geval bekend is die therapeutische of pastorale, kerkelijke hulp zocht. Dat is raar, zou er dan niets aan de hand zijn?
In de Zuid-Afrikaanse procedure met de Waarheids- en Verzoeningscommissie hebben de daders nachtmerries en huilbuien. Als er sociale ruimte wordt gecreëerd waarin daders zich kunnen realiseren wat ze gedaan hebben, kan dat gevoel blijkbaar komen. In Colombia is een soortgelijk procedure gaande met de FARC en regeringsdaders, en daar gebeurt dat ook. Dus er is wel degelijk een verzwegen conflict.
Hannah Arendt schreef een boek over Eichmann met een ongelukkige titel: De banaliteit van het kwaad. Ze bedoelde natuurlijk: de banaliteit van de daders. Daarin heeft ze zich verkeken op de persoon van Eichmann, die ze zag als een radartje in een groter mechanisme. Maar Eichmann was een fanatieke jodenjager, een aartsnazi, die nog door wilde gaan toen Himmler de neus wilde drukken omdat de Russen eraan kwamen. Dat had ze kunnen weten, en later wist ze dat ook wel, maar met haar koppige Duitse kop heeft ze dat niet toegegeven. Dat is kwalijk, een geleerde moet zijn ongelijk kunnen erkennen.
De muziek die Abram de Swaan selecteerde voor Brainwash Zomerradio: