Het is eind december 2009. Louise Korthals is op vakantie op de Dominicaanse Republiek, samen met haar vader en moeder. Dat doen ze eigenlijk nooit, maar haar moeder is ernstig ziek en wil graag naar de warmte, in de hoop dat dat haar pijn kan verzachten. Ze twijfelen of ze wel moeten gaan, omdat de vliegreis zo lang is. Toch gaan ze. Korthals denkt: 'Ik neem mijn vader ook mee, want hij is doodop van het verzorgen van mijn moeder. En het lijkt me wel gezellig om hem erbij te hebben.'
Al op de eerste ochtend gaat het mis. Haar vader gaat zwemmen, en verdrinkt in haar bijzijn. De verwoedde pogingen van twee Zweedse jongens om hem te reanimeren mogen niet baten. 'Dat hebben ze drie kwartier volgehouden, tot de ambulance kwam. Hij was al lang dood, maar ze zijn voor mij zo lang doorgegaan. Dat is loodzwaar, maar op zo'n moment ga je tot het gaatje.' Als ze in het ziekenhuis aankomen, wil ze de jongens bedanken.
Dat doet ze door te zingen. 'Het enige wat ik kende in het Zweeds, was Gabriella's Song, uit de Zweedse film As It Is in Heaven', vertelt Korthals. 'Ik ben in een soort roes dat lied gaan zingen in de wachtkamer. In de uiterste nood van mijn leven, was zingen mijn taal, de manier waarop ik me kon uitdrukken.' De woorden det är nu som livet är mitt' ('nu is het leven van mij') blijken heel betekenisvol als Korthals erop terugkijkt. De dood van haar vader is een keerpunt in haar leven. 'De onthechting van je ouders is een groot moment, je wereld staat op z'n kop. Dan word je weer op jezelf teruggeworpen. En omdat mijn moeder in die tijd zo ziek was, waren wij ineens een beetje ouderloos, mijn oudere en jongere zus en ik.'