Tot en met november is er in Venetië de kunstbiënnale - sinds 1895 een van de belangrijkste kunstmanifestaties ter wereld. De Nederlandse inzending, die te zien is in het Nederlandse paviljoen, dat in 1953 werd ontworpen door Gerrit Rietveld, is een film van kunstenares Wendelien van Oldenborgh. Met de film wil ze wat zij noemt 'actief vergeten' delen van onze postkoloniale geschiedenis blootleggen, en daarmee ons zelfbeeld als transparant en progressief land bevragen.
Er is iets interessants aan de hand met de kritiek op die film: in ons eigen land werd hij vrij unaniem neergesabeld, of op z'n minst stevig bekritiseerd, terwijl de buitenlandse pers over het algemeen vol lof is.
De Volkskrant kopte met 'Pijnlijk: Van Oldenborgh overschat zichzelf'. De daaropvolgende recensie is extreem neerbuigend van toon. Van Oldenborgh zou moralistisch en overambitieus zijn, een 'Gutmensch' dat in haar eentje eens even een hele geschiedenis wil rechtzetten. Haar film wordt als te fragmentarisch beoordeeld, te associatief en te vol. Bezoekers, en dan vooral die uit het buitenland, zouden zo'n hoeveelheid informatie helemaal niet aankunnen. Conclusie: het werkt allemaal voor geen meter, je wordt met losse gedachteflodders het bos in gestuurd.
Een kunstenaar bekritiseren om een overschot aan ambitie: ik geloof dat zoiets alleen bestaat in de Nederlandse cultuurkritiek. Het is onderdeel van een diepgewortelde en hardnekkige 'doe maar normaal'-mentaliteit, die altijd de kop op steekt wanneer iemand iets maakt wat niet onmiddellijk te vatten of te categoriseren is.
Complexiteit is een vies woord, dat het zogenaamde 'brede publiek' zou afstoten en de kunst per definitie hermetisch zou maken. Net zo'n vies woord is overigens 'engagement'. Wie geëngageerde kunst maakt, is al bijna vanzelfsprekend bezig de toeschouwer de les te lezen. Engagement is bleek en humorloos, niet subtiel, niet esthetisch.
Tekst loopt door onder de afbeelding.