'Ik stel voor om met een roedel allochtonen en autochtonen van Twitter dit eens te doen. Gaan we intersectionaliteit bespreken rondom een kampvuur en marshmallows kanen', twitterde Nadia Ezzeroili vorige week vanaf een glamping, een luxe camping. In Brainwash Zomerradio, terug van de glamping, zegt ze: 'Dat is wel het effect van zo'n camping. Het is een bosrijke omgeving, het is heel stil. Ik vond alles heel mooi en knus. Het zou toch mooi zijn als dat in de echte wereld ook zo zou zijn.' Maar toen kwam het boerkaverbod. Ezzeroili: 'En toen moest ik weer los. Ik ergerde me aan de discussies. Ik denk dat we de boerka niet te veel moeten zien als een symbool van vrouwenonderdrukking, omdat dat ruis creëert. Het is niet zo zwart-wit. Mijn ervaring is dat je niet aan uiterlijk kunt afzien of iemand vrouwen onderdrukt of zichzelf onderdrukt. Ik heb vrouwen met hoofddoek gekend die voor me opkwamen als ik het onderwerp aansneed. En ik heb modern uitziende, ogenschijnlijk progressieve moslima's gekend die me bij wijze van spreken wilden uitleveren aan IS. We moeten de discussie zuiver voeren.'
In Brainwash Zomerradio van Human interviewt presentator Floortje Smit denkers aan de hand van muziek. Hierboven terug te luisteren. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun identiteit en denken? Een gesprek met columnist en journalist Nadia Ezzeroili.
Of het nu op Twitter is of in haar verslaggeving voor de Volkskrant en of het nu over #MeToo gaat, dickpics, feminisme, discriminatie of de hoofddoek: Ezzeroili mengt zich onbevreesd, scherp en uitgesproken in de meest complexe debatten. Ruis in het publieke debat probeert ze daarbij tegen te gaan. 'Je ziet dat met het boerkaverbod. Het wordt zo beladen en hysterisch dat het niet meer gaat over vrouwenonderdrukking. Het gaat om de vraag in welk kamp je staat en of dat kamp goed of slecht is. Want er zijn dan nog maar twee kampen: voor of tegen de boerka. Ik denk dat alle kanten een punt kunnen hebben, maar dat die kampen een agenda hebben. Ik vind het veel belangrijker om je autonomie te bewaken, omdat je daarmee zuivere discussie waarborgt.'
Ezzeroili wordt geboren in Zwolle, in 1983. Ze groeit op als één van zes kinderen in − wat ze zelf noemt − een pauperflat. 'Ik heb een hele fijne en moeilijke jeugd gehad. Ik heb veel lol gehad met de mensen uit de buurt, de humor, de spelletjes die we speelden. En af en toe was het ook moeilijk, omdat we het niet breed hadden. Toch merkte je daar niet zo veel van, omdat de hele buurt het niet breed had. Iedereen woonde door elkaar heen in die buurt, verschillende nationaliteiten, verschillende leeftijden. Het was avontuurlijk, er gebeurde altijd wel iets. Het wordt vaak een beetje beladen gemaakt, maar ik vind dat je je helemaal niet hoeft te schamen als je uit zo'n buurt komt. Ik denk dat al die ervaringen je ook enorm kunnen verrijken.'
Naar de moskee gaat Ezzeroili niet, tot 11 september 2001. '9/11 kwam vlak na een periode waarin ik me juist had afgezet tegen de islam. Maar na de aanslagen in New York zag je dat de rijen begonnen te sluiten in de gemeenschap. Tot die tijd werden we vooral als exotisch gezien, nadien werden vooral mannen en vrouwen die openlijk moslim waren, meer als een gevaar gezien. Ik droeg geen hoofddoek, maar heb wel herhaaldelijk meegemaakt dat iemand een Hitlergroet bracht naar mij en naar andere allochtonen. We hadden het gevoel dat we werden aangevallen door de samenleving en dat we ons daartegen moesten verdedigen. We kwamen in een soort zelfgekozen isolatie terecht. 'Als jullie me zien als moslim, dan ga ik me erin verdiepen ook', dacht ik. Het was een manier van afzetten. Maar het was het niet voor mij. Ergens was het fijn, het bidden en de meditatie, maar ik voelde de devotie niet. Ik kan me nog goed herinneren dat de onderwijzeres op het bord geschreven had dat je geen vraagteken moet zetten waar Allah een punt heeft gezet. Omdat ik kritische vragen stelde. Uiteindelijk ben ik ermee gekapt.'
Het is in die tijd dat haar afkeer van onrecht zich vormt. 'Ik zag dat meisjes in mijn omgeving thuis moesten schoonmaken, terwijl hun broers niets hoefden te doen. Jongens die 's avonds nog naar buiten mogen, terwijl meisjes zich altijd moeten verantwoorden, altijd bereikbaar moeten zijn. Ze werden zelfs geschaduwd. Dat mannen en vrouwen apart moeten zitten, die laatsten altijd in de minder mooie kamer, terwijl zij al het werk doen. Toen ben ik me wel meer gaan verdiepen, gaan lezen, in discussie gegaan. Op een gegeven moment begon ik later thuis te komen, nam ik de ruzies op de koop toe. Weer op latere leeftijd ben ik op mezelf gaan wonen, dat was een bevrijding. Het zijn wel die momenten van verzet die me bijstaan. Ik zou daar meer over willen schrijven, ook omdat er zoveel ruis is in die discussies.'
'Er zijn genoeg persoonlijke geschiedenissen die dit verhaal vertellen, we zouden het moeten hebben over het systeem. Over het systeem dat vrouwen klein houdt. Een systeem dat niet alleen mannelijke daders kent, maar ook vrouwelijke. Waarin er ook juist mannen zijn die je kunnen helpen, die opkomen voor hun dochters of zusjes. Het is een heel ingewikkeld en heel ontwrichtend systeem. En elke keer als een vrouw als ik op straat loop, en 'kech' of 'hoer' genoemd wordt, dan komt al die pijn van dat systeem weer naar boven. Het is tijd om dat te bespreken, om de verhalen te delen, al dan niet anoniem. Ik weet wel dat zo'n systeem niet in één keer ontmanteld wordt, maar er moet wel een begin gemaakt worden. Het is net als met homofobie. Je kunt de incidenten wel uitlichten en daar massaal boos over worden, maar je kunt het ook hebben over wat erachter zit. Over hoe klein je je voelt als er weer iemand is op straat die je 'homo' toeroept. We moeten dat blijven bespreken. Dat is de kracht van herhaling en van eerlijkheid.'