Autoriteit is niet hetzelfde als macht. Macht gaat over het recht van de sterkste, en dat is in onze samenleving vaak de rijkste. Macht doet zich voor tussen twee personen of instanties, waarbij een van de twee in de positie is om de ander te onderwerpen, en te verplichten tot zaken waar hij of zij geen zin in heeft. De machtige en machteloze kunnen altijd van positie veranderen, maar zelfs als ze omwisselen is er in de structuur van de relatie weinig veranderd. Dat is gevaarlijk, omdat zo buitensporig veel macht in handen komt van een bijzonder kleine groep mensen, die hun zin kunnen doordrukken.
Autoriteit is iets anders, en gaat over moreel gezag. Het betekent dat een groep mensen zich vrijwillig onderwerpt aan een aantal regels, afspraken of normen en waarden, omdat ze iets erkennen dat buiten hen ligt. Autoriteit berust dus altijd op een externe grond of bron, waar geloof aan gehecht wordt. Waar macht blinde gehoorzaamheid eist, is er bij autoriteit juist ruimte voor autonomie en het maken van je eigen keuzes. Bij autoriteit geloven we in een bepaald verhaal, dat ervoor zorgt dat we ons er uit eigen beweging aan onderwerpen. Het klassieke verhaal is een patriarchaal verhaal geweest waarin mannen het gezag droegen, wat je al bij de Grieken en Romeinen vond, en wat wij hebben vermengd met religie, zodat het een patriarchaal-christelijk verhaal werd. Dat heeft lange tijd gefunctioneerd, maar het uitoefenen van die vorm van autoriteit is vanuit ons perspectief onethisch, omdat de helft van de bevolking, namelijk vrouwen, buiten spel werd gezet.
Nu zijn we aan het omschakelen naar een horizontaal model, waarbij autoriteit berust op datgene wat door een groep naar voren geschoven wordt. Dat kennen we als het ideaal van de democratie. We denken altijd dat democratie teruggaat op het ideaal van Griekenland, maar dat kende destijds 40.000 slaven en 6.000 burgers in Athene, en de vrouwen hadden ook niets te zeggen. Democratie gaat eigenlijk pas van start in de 19e eeuw, en het duurt nog tot de 20e eeuw voordat we algemeen stemrecht krijgen. Het gaat met vallen en opstaan. Op dit ogenblik hebben Nederland en België geen democratie, maar een particratie: het zijn partijen die regeren. En je ziet dat de bevolking dat niet meer accepteert. Het zijn niet vertegenwoordigers van het volk die beslissingen nemen, maar partijbureaus. De grond waarop zij beslissen is economisch gericht, en je ziet dat een deel van de bevolking afhaakt en niet meer gaat stemmen, of extremer gaat stemmen.