In Brainwash Talks van HUMAN buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer schrijver Melanie Challenger over het dier de mens.


Als ik voor een groep moet spreken, voel ik dat in mijn lichaam: mijn ademhaling en hartslag versnellen en ik begin te trillen als reactie op stresshormonen zoals cortisol en epinefrine. Zo reageer ik als ik het gevoel heb dat ik bedreigd word. Maar het vreemde is: als jij mijn hartslag hoort, reageer jij ook. Als jij een hart hoort dat snel klopt, of iets wat zo klinkt, zoals een popliedje, dan werkt dat opwekkend. Als je een langzame hartslag hoort, dan werkt dat kalmerend.

Dat komt doordat we sociale dieren zijn. We vinden het belangrijk wat anderen van ons vinden. Je kunt jezelf in je eentje niet voor schut zetten, dat vereist een publiek. Maar we worden ook gerustgesteld door elkaars aanwezigheid. Waarom is dat belangrijk? Omdat we in een samenleving leven die ons vertelt dat het niet belangrijk is. Een samenleving die ons vertelt dat we in essentie niet echt dieren zijn. Maar dat zijn we wel.

Dat we dieren zijn, beïnvloedt ons op cruciale manieren en is de basis van ons zijn. Bedenk dat we hiërarchische, in groepen levende primaten zijn. We hebben samengeleefd en overleefd. Veel dingen die we bedreigend vinden, komen hieruit voort. We willen niet in het openbaar vernederd worden en we houden niet van alleen zijn.

Een groep heeft niet alleen voordelen. Een groep zorgt ook voor concurrentie en ziektekiemen verspreiden zich makkelijker. Dat maken we nu mee. We houden niet van ziektekiemen en alles wat ziektekiemen mee kan dragen: ratten, vleermuizen, kakkerlakken, vuil, vreemdelingen. Als iemand op ons hoest of de wc niet doortrekt, reageren we daar sterk op. Die reactie heeft een naam: walging.

We zijn bang voor wat ziektekiemen kunnen veroorzaken: de dood. Als we in de toekomst kijken, weten we dat we er op een dag niet meer zijn. Alle dieren willen voortbestaan, maar de mens is in staat om over de dood na te denken. Dat maakt van ons een uitzonderlijk angstig dier. Die angsten helpen ons te begrijpen hoe we een dier zijn geworden, dat denkt dat het geen dier is.

Melanie Challenger in Brainwash Talks

Als wat wij beangstigend vinden, voortkomt uit ons dier-zijn, dan is de oplossing om geen dier te zijn. En opmerkelijk genoeg hebben we ons, gedurende de menselijke geschiedenis, precies dát op de een of andere manier wijsgemaakt. In veel culturen bestaat het idee dat we verdeeld zijn in een menselijk en een dierlijk deel. Lichaam en geest, biologisch en niet-biologisch. Dat heet substantie-dualisme. In het animisme is de geest overal in de natuur aanwezig, maar in het monotheïsme vatte het idee post dat alleen mensen een ziel hebben.

Lichaam-geestdualisme wordt vooral geassocieerd met René Descartes, maar ook later, tijdens de Verlichting, vertellen Kant en Locke ons dat het ons brein is, ons cognitieve vermogen, dat ons bijzonder maakt. Ons subjectieve bewustzijn geeft ons de indruk dat we een 'ik' zijn, rondgedragen door ons lichaam. Dat we als mens naar buiten kijken vanuit een dierlijk omhulsel. Dat heeft zijn weg gevonden naar onze filosofie en wetten. Het is het spirituele of denkende deel van onszelf dat ertoe doet. Het lichaam is minder belangrijk, dat weet niks.

Dit komt terug in hoe we naar waarden kijken. Het spirituele deel doet ertoe, niet het lichaam. Het lichaam sterft, de ziel stijgt op naar de hemel. En misschien kan onze geest nu worden gereïncarneerd door hem in een computer te uploaden. Een problematisch idee voor het andere leven op aarde. Als alleen dat speciale menselijke, denkende deel van ons ertoe doet, dan maakt het ook niet uit dat wij willens en wetens vele andere soorten laten uitsterven. Willens en wetens honderdduizenden andere dieren vermoorden en unieke evolutionaire vertakkingen. Want als alleen dat speciale menselijke deel ertoe doet, doen we het goed zolang we voldoen aan menselijke behoeften.

Het zijn onze angsten die ervoor zorgen dat we achter het idee staan dat we niet echt dieren zijn. Er is een onderzoek van sociaalpsycholoog Jamie Goldenberg met twee groepen studenten. Een groep stelde ze bloot aan een dreiging. Ze gebruikte de walgingsschaal van Jonathan Haidt en anderen. Ze gaf ze twee essay-onderwerpen. Het eerste was: mensen zijn dieren, maar ze zijn uniek en uitzonderlijk. En het andere was: mensen zijn uniek, maar in essentie zijn we net als andere dieren. De bedreigde groep gaf de voorkeur aan de uitleg dat we uniek zijn.

Mijn favoriete onderzoek op dat vlak is van Wrangler-jeans. Het ging om marktonderzoek. In een reclame zei Wrangler: we zijn dieren. En in een nepversie zeiden ze: we zijn geen dieren. Je raadt het al: De bedreigde groep gaf de voorkeur aan de nepversie. Hier vloeien twee zaken uit voort. Het geeft aan dat we het moeilijk vinden om dieren te zijn. Maar als we onszelf wijsmaken dat alleen dat menselijke deel ertoe doet en het lichaam niet, dan vergeten we de manieren waarop ons lichaam wel belangrijk voor ons is.

In de eerste drie jaar van ons leven is aanraking heel belangrijk voor herstel en ontwikkeling. Maar we bezweren onze angsten ook met techniek. We laten technologie los op de dood, op ziekten, om eeuwig te kunnen leven. Misschien kunnen we straks zelfs helemaal zonder ons lichaam leven. Maar het is vooral belangrijk voor andere soorten. Want als we op een planeet leven waar alleen wij ertoe doen, dan hebben we geen reden om iets om die soorten te geven. En we wonen nu op een mensenplaneet.

Denk terug aan mijn kloppende hart. Het is voor geen enkel dier goed om lang in die staat van stress te verkeren. Wij zijn sociale dieren. Bij stress zoeken we bevestiging bij elkaar. We kruipen bij elkaar. Dan daalt onze hartslag. Onze ademhaling vertraagt. Er bestaat een apparaat, ik had het hier kunnen gebruiken, dat hierop inspeelt. Het zit om je pols en imiteert de rustige hartslag van een dierbare. Uit onderzoek blijkt dat je daar rustig van wordt als je in het openbaar moet spreken.

De mens kan oneindig houden van. Dat is wat ons waarlijk uniek maakt. Hopelijk kan dat een betere verstandhouding met de soorten om ons heen opleveren.

Als sociale dieren wapenen we onszelf tegen stress door interactie met anderen. Veel sociale dieren in de natuur doen dit ook. Paarden, makaken, prairiewolven doen het. Ze knuffelen en ontspannen. Maar wij beschermen onszelf ook met het idee van een groep. Bij een bedreiging versterken we ons geloof in onze groep. We versterken het idee van de groep. Maar wat doen we als we een groep hebben gecreëerd die mensheid heet om onszelf te beschermen tegen dingen die ons bang maken, en als alles buiten onze groep al het andere leven op aarde is?

Dat is in veel aspecten het verhaal van de moderne beschaving. Maar dat loopt niet goed voor ons af. Door alleen menselijke behoeften na te streven, beschadigen en vernietigen we de aarde en de leefsystemen waar we allemaal van afhankelijk zijn. Om aan onze angsten te ontsnappen, creëren we dus een engere wereld. Er is een oplossing en die is te vinden in onze biologie. Dat we ons zo goed voelen als we tegen elkaar aan kruipen, is omdat we dan die biologie aanspreken die aanwezig is in onze vroegste band tussen moeder en kind, maar eigenlijk in elke ouder-kindrelatie.

Dan maken we knuffelhormoon oxytocine aan dat we later in het leven ook weer gebruiken in onze relaties. Het heeft gemaakt dat we liefde breed kunnen inzetten. We kunnen niet alleen houden van elkaar en van volstrekte vreemden, maar ook van andere soorten. Een zijdeaapje, een skink, een python, een varken, een hond, een koe.

We kunnen oneindig houden van. Dat is wat ons waarlijk uniek maakt. Dus als we nou eens een grote groep creëren die 'leven op aarde' heet en die groep en identiteit gebruiken om ons tegen onze angsten te wapenen. Misschien levert ons dat een betere verstandhouding op met ons menszijn. Een betere verstandhouding met de eindigheid van ons leven. En hopelijk een betere verstandhouding met de soorten om ons heen. In het Antropoceen is daar toch wel het meest behoefte aan.